Filos Verslag

2016

Abel Herzberglezing 2016

Op 18 september 2016 was de Abel Herberglezing. De lezing werd dit jaar gegeven door Arnon Grünberg.
Een verkorte versie van de lezing verscheen daags erna in Dagblad Trouw: Abel Herzberglezing 2016.
De hele lezing is ook terug te zien en te beluisteren via De Rode Hoed: Abel Herzberglezing in de Rode Hoed.

De lezing zelf raakt heel wat thema’s aan en op deze avond zijn er dus ook heel wat onderwerpen voorbij gekomen.

In het huidige publieke debat over vluchtelingen lijkt het erop dat de zwakste van de samenleving wordt opgeofferd. De vreemdeling wordt de zondebok omdat we met z’n allen een gevoel delen dat het niet zo goed gaat met ons. Hoewel het economisch beter met ons gaat wordt dit door veel mensen helemaal niet zo gevoeld. Er is weinig zekerheid op werk, de inkomsten zijn vaak laag en de zorg wordt minder waardoor ze minder toegankelijk lijkt en we zelf meer moeten gaan betalen. Hoezo gaat het goed?
Hoewel populistische politici heel wat bedenkelijke gedachten erop na houden, zijn er in hun ideeën ook punten te vinden die wellicht wel aandacht behoeven en allesbehalve bedenkelijk zijn.
Wat is demagogie en wat is werkelijkheid, wat is vooroordeel en wat is werkelijk? Politieke campagnes, waaronder de campagne van de Brexit, spelen in op angsten van mensen. In de politiek arena lijken mensen er zich geen zorgen te maken dat ze de wereld een beetje anders voorspiegelen dan dat deze is. Maar is dat zo? Of ziet de tegenpartij de ander altijd als demagogisch? Of is alles demagogie? Kunnen we nog wel weten wat er werkelijk speelt.

De eerste pijl van Arnon Grünberg richt zich op het fenomeen buitenlander (vreemdeling) door de eeuwen heen. Hij constateert dat mensen al eeuwen, ja zelfs millennia, op gelijksoortige wijze reageren op de vreemdeling. De vreemdeling kenmerkt zich door zijn luiheid, oneerlijkheid en door seks gedreven zijn. De angst voor de vreemdeling is van alle tijden. De vraag is dan natuurlijk: welke angst maken ze in ons wakker, brengen ze aan het licht? We voelen ons in iets bedreigd, zodra we geconfronteerd worden met de vreemdeling, maar wat is dat dan?

We vragen ons af, er we, met een dergelijke stereotypering geen dubbele moraal aan de dag leggen: We gaan zelf reizen om kennis te maken met andere culturen, maar als deze culturen naar ons toekomen dan vinden we dat maar niets.

Overigens is er nog wel wat raars aan de hand met die stereotypering: In het geval van oorlog is er heel wat lef en moed voor nodig om huis en haard te verlaten. Ook komen er mensen hier naar toe die specifiek hier naar toe komen om hier te werken en zo geld te verdienen voor de achterblijvers thuis. Beide groepen getuigen niet er niet van lui, oneerlijk en op seks belust te zijn. De ratio weet deze vooroordelen eenvoudig te weerleggen en toch houden deze vooroordelen al millennia stand.

Een andere pijl van Arnon Grünberg richt zich op het fenomeen gastvrijheid. Dit is in onze groep duidelijk een moeilijker thema. Hij lijkt te spreken over gastvrijheid maar legt maar summier uit wat hij hieronder verstaat. Gast zijn, gastvrij zijn, iemand te gast uitnodigen, en gebruik maken van iemands gastvrijheid zijn geen van alle vrijblijvende relationele vormen. Wellicht kun je dit beter als een spel omschrijven tussen mensen waarbij een gevoel van comfort voor alle partijen bijzonder belangrijk is. Niet voor niets bestaat er zoiets als omgangsvormen en etiquetten. Speelt Grünberg met deze vergelijking niet onterecht in op een sociale omgangsvorm onder bekenden om deze te verleggen naar de omgangsvorm tussen onbekenden. Doet hij niet aan demagogie om in te spelen op deze omgangsvorm?
Is het niet veel passender om in deze omgangsvorm te spreken over zorg, opvang, ondersteuning en//of wegwijs maken? Gastvrijheid veronderstelt misschien wel zoiets als zelfstandigheid van alle partijen. Terwijl in de opvang van vluchtelingen de zelfstandigheid van de vluchteling in deze voor hen nieuwe context niet aanwezig is.
Gastvrijheid bevat het woord “gast”. Een gast is tijdelijk en een gast heeft een ander alternatief, als is het alleen al zijn eigen thuis. Een vluchteling heeft vaak geen alternatief. En als we over gastvrijheid spreken, blijft die vreemdeling dan altijd gast of gaat deze wordt of wordt deze deel van de familie? En wanneer gaat het gast-zijn over in iets anders?

Wanneer je naar het vluchtelingen vraagstuk kijkt vanuit een zorg of hulp vraag dan ontstaan er andere vragen: welke zorg heeft iemand nodig, wat is wel nodig en wat niet, welke inspanning mag je van de ander verwachten, wanneer treedt er zelfstandigheid op en hoe snel mag / kun je dat verwachten?
Andere vragen die zich dan ook omhoog komen zijn: moet je helpen? Zijn we daartoe verplicht? Zijn er grenzen aan onze hulpvaardigheid?

Grünberg spreekt ook nog over neonationalisme. In deze gedragsvorm zie je jezelf als feilloos en zie je jezelf als superieur. Vaak heeft neonationalisme ook een vijand nodig. Via de vijand kan de (neo)nationalist zich profileren. Hij ziet het zionisme als een nationalistische stroming. Het draait in deze gedragsvorm om het verdedigen van je eigen bevoorrechte positie. Wat is dan Patriotisme en Chauvinisme?

Is vreemdeling zijn een kwestie van etniciteit? Kun je een samenleving stichten op basis van etniciteit. De mens is een nomade, al millennia lag beweegt de mens zich in allerlei richtingen over het aardoppervlak en vermengen groepen mensen zich. Daar kun je toch geen hek omheen zetten?

Is vreemdeling zijn een kwestie ven etniciteit of is het bovenal een kwestie van anders zijn, van buitenstaander zijn.

De ander als ander erkennen.
Comments

Tijd

Als thema stond ‘de tijd’ centraal. Een onderwerp dat leidde tot een levendige uitwisseling van gedachten. Met name de vraag of tijd nu wel of niet een zelfstandig bestaand iets is, leidde tot de nodige argumenten voor en tegen. Ook de vraag of het eeuwige (of de eeuwigheid) bestaat viel niet eenvoudig eenduidig te beantwoorden.

Er zijn allerlei vragen aan bod gekomen, zoals:
Is tijd een ‘iets’ in de werkelijkheid, wat ook bestaat als de mens er niet meer is?
Is tijd een menselijke constructie? Als tijd een menselijke constructie is, welke problemen lost het fenomeen tijd dan op? Is het een goede oplossing of is het een gedrocht?
Is tijd een gevolg van het menselijk besef dat we tijdelijk/sterfelijk zijn?
Is tijd hetzelfde als een biologische klok zoals iedere mens deze lijkt te bezitten?
Is duur een synoniem voor tijd?
Is er een relatie tussen tijd en eeuwigheid?
Als de tijd een constructie is, is de eeuwigheid dat dan ook?
Zijn tijd en ruimte inwisselbaar?
Bestaat de tijd eindelijk wel, er is toch alleen maar een nu? Ook herinneringen vinden in het heden plaats. Het hebben van een herinnering is geen onomstotelijk bewijs dat er zoiets is als een verleden.
Toont tijd zich als weerslag van veranderingen? Alleen als we veranderingen zien, zien we dat de tijd verstrijkt.
Gaat de tijd voor iedereen even snel?

We spraken over ervaringen zonder tijd en ruimte
Mensen kennen allerlei ervaringen zonder besef van tijd en ruimte, bijvoorbeeld heel indringende voorstellingen in het theater, of heel bijzondere muzikale voorstellingen. Maar ook in het lezen of studeren kan de tijd vliegen of juist stilstaan. Wanneer je moet wachten, zonder dat de wereld om je heen verandert (en er dus ook geen klok) aanwezig is, dan verlies je ook al gauw een gevoel van tijd.

We lieten ons inspireren door het denken van verschillende filosofen over tijd:
Nishida - tijd maakt het ons mogelijk om tegenstrijdige ideeën en ervaringen met elkaar te verenigen. Wanneer we van mening veranderen, dan kunnen we de twee verschillende meningen met elkaar verenigingen door te zeggen ‘vroeger dacht ik er zo over, maar nu denk ik daar anders over’.
Bergson - tijd en ruimte zijn inwisselbaar: je kunt naar een groep mensen kijken of naar de individuen afzonderlijk. Het kijken naar de groep is kijken naar de ruimte, het kijken naar de individuen afzonderlijk is kijken naar de tijd. Wanneer je naar de groep kijkt, dan kun je het individu in de groep niet zien, wanneer je naar een individu kijkt, dan verdwijnt de groep.
In de concrete ervaring zijn ruimte en tijd niet aanwezig.
Aristoteles - als er geen veranderingen zichtbaar zijn, dan lijkt de tijd stil te staan (tijd is een afgeleide van verandering - een afgeleide van voor en na, eerder en later en tegelijkertijd)
Volgens de empiristen kunnen we helemaal niet vaststellen dat de ene biljartbal de andere biljartbal in beweging zet. Het is ons geheugen, die van de momentopnamen een oorzaak en gevolg maakt.
Kant - tijd en ruimte gaan aan ons denken en waarnemen vooraf (ze zijn a-priori). Zonder een besef van tijd en ruimte kunnen we niet waarnemen en niet denken. We hebben het nodig om dingen naast en/of na elkaar te plaatsen. Tijd en ruimte zijn een voorwaarde om te kunnen ordenen en dingen te onderscheiden.
Spinoza - alles heeft een duur (begin en eind), behalve het eeuwige. De tijd is een constructie om de duur te kunnen vaststellen.
Comments

Woede en macht

Deze maandagavond hebben we uit de volgende onderwerpen gekozen:

  • Heeft vakantie nieuwe ervaringen nodig?
    • Wat is vakantie?
    • Alain de Botton - de kunst van het reizen
  • Contrast arbeid en vrije tijd
  • Woede als machtsmiddel in het democratisch gesprek.
    • Woede als instrument versus gekanaliseerde woede.
  • Het basisinkomen
    • Filosofische aspecten
    • Is een basisinkomen rechtvaardig
    • Is een basisinkomen eerlijk
    • Wat zijn de consequenties voor de motivatie tot werk
  • Moet je ingrijpen bij onrecht?

De keuze voor deze avond viel op “woede als machtsmiddel in het democratische gesprek”.

Het lijkt erop dat woede mensen (menigten) steeds meer aandacht krijgen, maar zich misschien ook wel steeds agressiever uiten. Wat is er aan de hand? Zijn mensen tegenwoordig zo boos zijn, en voelen ze zich niet (meer) geremd in het uiten hiervan?

Om te beginnen lijkt het erop dat er een steeds lagere drempel is om boosheid te uiten. Via fora op internet, maar ook via sociale online netwerken is het uiten van boosheid bijzonder eenvoudig. Op een bepaalde manier is het ook heel vluchtig, de uitspraken verdwijnt dan wel niet letterlijk, maar ze verdwijnen wel in de grote hoop van berichten. Online is ook vaak sprake van eenzijdige netwerken. Groepen mensen die dezelfde mening zijn toegedaan versterken elkaar en mensen die de nuance zoeken worden al gauw uitgesloten. Woede lijkt zo niet te worden getemperd maar eerder gevoed. Bovendien is het heel makkelijk om de woede te uiten en als anderen de woede ondersteunen, dan treedt er bovendien nog een vorm van bevestiging van de eigen woede op.

Het is overigens best lastig om deze processen goed te doorgronden. Hoe goed kennen we die omgeving zelf eigenlijk?

Is de uiting van woede ook echt een uiting van boosheid en/of onvrede? Waarom reageren mensen zo heftig dat ze gewelddadig worden en/of lugubere taferelen ten toon spreiden? Er lijkt ook sprake van een zekere mate van grenzeloosheid. Ook valt het woord ‘beschaving’: boosheid kan ook op een beschaafde manier geuit worden.
Is het waar dat je woede en boosheid hoort te kanaliseren?
Misschien wordt er wel niet geluisterd naar gekanaliseerde boosheid?
Onze staatsinrichting met volksvertegenwoordigers zou ruimte moeten bieden aan het uiten van boosheid en onvrede. Is dat eigenlijk wel zo? Worden beschaafde woede uitingen wel gehoord?

Waarom is men boos?
Zou je kunnen zeggen dat we in een samenleving leven, waarin mensen een continue status van boosheid ervaren, zonder dat ze eigenlijk weten waarom ze boos zijn? Je kunt je zelfs afvragen of mensen zelf wel in de gaten hebben dat ze boos zijn. Leven we in een wereld waarin grote onvrede aanwezig is?
De vraag reist of de uitingen van boosheid jegens vluchtelingen die asiel zoeken wel daadwerkelijk op hen persoonlijk gericht is. De vraag wordt gesteld of er niet eerder sprake is van zondebokken of bliksemafleiders. Wanneer mensen zich bedreigd voelen in hun dagelijks bestaan, is het vaak niet duidelijk waar die bedreiging precies vandaan komt. Het gevoel bedreigd te worden, wordt dan omgezet in boosheid jegens iets concreets dat zich aandient.

We vragen ons ook wel af, of de gemeenschappelijke ruimte we goed is ingericht zodat burgers hun boosheid publiekelijk op een constructieve manier kunnen uiten. Misschien voelt de huidige inrichting wel een beetje als het invullen van een klachtenformulier en dat dan vervolgens zelf door de papiervernietiger halen. Het uiten van de woede is dan wellicht ook een uiting van onmacht in combinatie met een ‘gehoord willen worden’.

(on)rechtvaardigheid, (on)gelijkheid, (on)mondigheid
Is woede een resultante van een gevoel van onrechtvaardigheid en/of ongelijkheid waarbij bovendien een gevoel van onmondigheid ontstaat?
Zou het zo zijn, dat deze uitingen van woede ontstaan omdat mensen het gevoel hebbend dat ze niet gehoord worden, terwijl ze een gevoel hebben dat er sprake is van ongelijkheid en onrechtvaardigheid.
Draagt woede ertoe bij om gehoord te worden? Wordt er meer / eerder naar je geluisterd als je boos bent? We hebben toch wel sterk de neiging om dit, zeker op het persoonlijke vlak, negatief te beantwoorden. Maar politiek lijkt het er soms wel eens anders uit te zien.

Thymos
Peter Sloterdijk heeft een boek geschreven over woede. Hij constateert in dat boek dat Thymos systematisch uit de westerse samenleving is verbannen. In de klassieke oudheid was woede helemaal niet zo’n slechte drijfveer. Woede was nodig op het strijdveld, en trots was een deugd, waarbij je de persoonlijk eer diende te bewaken.

Is woede slecht? Woede heeft veel goede dingen in de geschiedenis te weeg gebracht. Ze lag aan de basis van heel wat revoluties. Toch zijn die revoluties, zeker als je er midden in zit, niet zo fijn, maar voor de menselijk bestaan kan het best goed zijn. Staan we aan het begin van een revolutie? Leven we in een revolutionaire tijd? Misschien is dat nu ook zo.

Toch maken we ons ook wel zorgen. Een woede uiting kenmerkt zich doorgaans door een verlies van redelijkheid, een verlies van geremdheid en een verlies van zelfcontrole. Kortom de woede uitbarsting lijkt vooral ongecontroleerd, waardoor meer schade ontstaat dan wenselijk is. Woede uitbarstingen hebben nog al eens vervelende bijwerkingen. “Woede, daar kun je een beetje raar van worden.”

Is het wel woede?
Nog niet zo lang geleden hadden we te maken met allerlei vormen van geweld, waarvan voetbalvandalisme er één was. Treinen bleven niet meer heel, steden leden onder de vernielzucht. Inmiddels horen we daar niet zo veel meer over. Er zijn nog wel wat kleine incidenten, maar nauwelijks tot geen uitingen meer van geweld, strijd en/of vandalisme. Zou je kunnen zeggen dat de woede-uitingen van deze tijd vergelijkbaar zijn met het vandalisme van toen? Is het gewoon een adrenaline kick waarbij de uiting belangrijker is dan de context of aanleiding? De Romeinen hadden het al over brood en spelen. Is onze wereld te geciviliseerd geworden dat het spel geen ruimte meer heeft. Het spel ten tijden van de Romeinen was duidelijk een uiting van geweld, van kracht. Misschien kent iedere samenleving wel zijn uitingen van ‘adrenaline’ waarin grenzen worden overschreden.
Velen van ons kennen nog de uitdrukking ‘het leger maakt een man van je’. Het zou een leerschool zijn van discipline en adrenaline en de omgang daarmee. Zou je kunnen zeggen dat het ontbreken hiervan leidt tot dit soort excessen?

Dit alles doet ons afvragen wat de grond is van de woede, of de woede terecht is, en wat precies de oorzaak is van het protest. Waarom zijn mensen boos, weten ze dat zelf, of is het een adrenaline-boost zonder een link met de werkelijkheid van alledag (ook al lijkt dat wel zo)?

Politieke besluiten zijn vaak complex en erg ondoorzichtig. Het gevoel benadeeld te worden is vaak heel helder. Een zondebok is doorgangs gauw gevonden. Ook al kan een zondebok heel goed werken, toch lijkt het politiek gezien geen wenselijke situatie. Het is echter ook moeilijk om politiek op een constructieve manier te luisteren naar de woede. Luisteren, gehoord worden, je gehoord voelen en je zin krijgen zijn allemaal verschillende aspecten van hetzelfde proces. Hoe weet je of dat helemaal goed gaat? En wat zijn de verwachtingen?

De democratie
Even terug naar die uiting van woede. Wat als er onvrede is, hoe moet je daar in een democratie mee om gaan? Een democratie is een vorm van besturen waarbij de meerderheid beslist waarbij rekening gehouden wordt met de minderheid. Het kan dus heel goed zijn, dat mensen het niet eens zijn met hoe het gaat en met de besluiten die er genomen zijn. In de democratie ligt ook weer besloten hoe je daarmee om kunt gaan, zelfs vormen van protest - de welbekende stakingen en protestacties - zijn daar deel van.
Als protestacties zo gewelddadig worden, dan loop je het risico dat de protesterende minderheid het democratisch proces om zeep helpt (de wens van de meerderheid, die rekening houdt met de minderheden). Als politici uit vrees voor geweld de betreffende groep hun zin geven is dat het einde van het democratisch proces.
Hierbij speelt ook iets anders mee. Tegen-zijn roept doorgaans meer emotie op dan eens-zijn. De tweede groep heeft helemaal geen nood aan geweld of een luidruchtige uiting van instemming. Het tegen-zijn klinkt dus altijd luider dan het er-mee-eens-zijn.

Nog een uitstapje naar Woede
Canetti schrijft over Massa en Macht. Hierin heeft woede een belangrijke plaatst. Een massa uit zijn woede omdat het haar macht wil vergroten. Een massa die woede toont, is iets heel anders dan een individu die zijn woede toont. Het individu kan zich overigens best heel boos voelen, wanneer hij met die massa zijn woede uit. De profilering van de massa is niet meer en niet minder dan die profilering, ze wil namelijk macht en die kan bijvoorbeeld ontstaan door vernietiging en geweld. Idealiter heeft een massa dan ook een andere massa waar het zich tegen af kan zetten en die idealiter geminimaliseerd wordt.
Girard ziet een soortgelijk fenomeen als mensen een zondebok zoeken. Ook dit is vaak geen groep/massa die de rol van zondebok krijgt, waardoor uiteindelijk twee groepen pontificaal tegenover elkaar komen te staan. Dit beeld is ook al zichtbaar bij politieke partijen. Het eigen bestaan wordt vorm gegeven door het anders zijn dan die andere politieke partij. De standpunten zelf, of de ideologie zijn helemaal niet zo belangrijk, als het maar anders is dan de rivaliserende politieke partij. Ook hier speelt boosheid en woede een rol. De ander doet zo’n domme dingen dat je er boos van wordt.

Is woede een opmaat tot revolutie?
Als woede dus zo’n onbestendige basis heeft, maar wel tot gerichte acties kan leiden, dan kan het ook het begin van een revolutie zijn. Zeker als de woede zich richt op een andere macht, of de bestaande macht omver wil werpen. De vraag is of het duidelijk is tegen wie de woede zich richt. Op dit moment neemt dit nog geen duidelijke vormen aan; het object waar de woede zich op richt is nu eens dit en dan eens dat.

toegift:
“We zijn voor onze relatie met het heden afhankelijk van ons beeld van de toekomst.”

vrij naar: Giovanni Borradori in gesprek met Habermas en Derrida

Wanneer we geen positief beeld hebben van onze toekomst, zoals dat bijvoorbeeld in de koude oorlog het geval is, en nu ook weer in deze tijd van terreur, dan zegt dat direct iets over onze relatie met het heden. Deze relatie is dan ook bedenkelijk, onzeker en onduidelijk. We weten dat ook in het heden niet meer wat we moeten doen en mogen verwachten.

Misschien is dat wel zichtbaar is alle boosheid en woede die deze dagen regelmatig de kop op steken. Deze uiten zich op allerlei manieren en naar aanleiding van heel wat verschillende oorzaken. Hierdoor lijkt het op een algeheel van onvrede, maar ook dat blijkt niet echt te kloppen.
Het terroristisch geweld maakt ons onzeker over de toekomst en dus weten we ook vandaag niet wat we van morgen mogen verwachten. Veel dingen zijn dan al gauw onzeker en potentieel bedreigend, niet omdat ze dat in zichzelf zijn, maar omdat ons beeld van de toekomst zo troebel is of zelfs gewoonweg een beeld vol met geweld en risico’s is.
Comments

Het citaat van Sartre

Het eerste geweld



De dan zevenenzestigjarige wereldberoemde schrijver, filosoof en activist Jean-Paul Sartre (1905-1080) reageert op vijftien oktober in de Franse radicaal-linkse krant La Cause du peuple op deze gebeurtenissen [1972 - olympisch spelen Palestijnse gijzeling van Israëlische sporters]:

Allen die de soevereiniteit van de staat Israël erkennen, en ook menen dat de Palestijnen om dezelfde redenen recht op soevereiniteit hebben en de Palestijnse kweet als iets fundamenteels beschouwen, moeten toegeven dat het beleid van de Israëlische regering letterlijk krankzinnig is en doelbewust alle mogelijke oplossingen van het probleem vermijdt. Daarom is het politiek beschouwd juist om te zeggen dat Israël en de Palestijnen in staat van oorlog verkeren. In deze oorlog is terrorisme het enige wapen tegen de Palestijnen. Het is een verschrikkelijk wapen, maar de arme onderdrukten hebben geen ander, en de Fransen die destijds het terrorisme van de FLN goedkeurden, moeten nu ook het Palestijnse terrorisme goedkeuren.

Sartres bemoeienis vind hier en daar bijval, maar veroorzaakt vooral verbijstering en ergernis. Hij keert zich niet zozeer tegen de stat Israël als zodanig, maar veeleer tegen de volgens hem alom heersende, kortzichtige en hypocriete burgerlijke opinie, die slechts ook heeft voor het kwaad van het terrorisme, en tegelijkertijd blind is voor de redenen van die terroristen tot hun wanhoopsdaden drijven.
Het terrorisme onthult de blinde vlek van de westerse cultuur die zichzelf - schurkend tegen de dijen van het Goede - zuiver acht. Terrorisme wordt geboren in het hart van deze blinde vlek. Een cultuur kan zichzelf slechts door uitsluiting zuiver en goed achten. Deze uitsluiting is het eerste geweld. Het eerste geweld komt niet van buiten: het wordt gekoesterd in een belevingswereld waar uitsluiting zich verschuilt achter termen als ‘soevereiniteit’ of ‘gelijkheid’. Maar dit zijn geen natuurlijke gegevenheden: er moet voor gestreden worden, en als de ene partij een militair overgewicht heeft, zal de andere, die van de sansculotten, het met hooivorken en stenen moeten doen. Daar begint het tweede geweld. Het Westen kent een lange traditie van beschaafd, gestroomlijnd geweld: een geweld dat zijn gruwelijke gezicht achter mooie woorden verbergt, geheel en al geïntegreerd in de westerse moraal. Sartre beschouwde het als zijn taak om deze kwaadaardige blinde vlek te onthullen. 

Uit: Ruud Welten (2006), Zinvol Geweld, Sartre, Camus en Merleau-Ponty over terreur en terrorisme. Uitgeverij Klement. (pag. 7 en 8)
Comments

Discours, discussie en debat

Als eerste een zoektocht: wat is wat?
Discours: gericht op het verkrijgen van een overeenstemming en instemming (een gedeelde werkelijkheid en waarheid)
Discussie: gericht op het overtuigen van de ander (gelijk krijgen)
Debat: gericht op het verkrijgen van aanhang onder de toehoorders van het debat
Gesprek: het naast elkaar leggen van verschillende ideeën en gedachten

Een overzichts-mindmap van de voorbereidingen op de inleiding:
spreken met elkaar

De logica - het logisch redeneren neemt een belangrijke plek in, in het bouwen van een redelijk betoog. Aristoteles en Schopenhauer 'leren' ons hoe het wel en niet moet. We komen er achter dat er niet zo heel veel mogelijk is, wanneer je je wenst te conformeren aan de regels van het redelijke. Een fout is eenvoudig gemaakt, zoals 'thou shalt not comit logical fallacies' ons leert.
Comments

We plaatsen cookies, zo min mogelijk en geanonimiseerd.

Aristeia maakt dit mogelijk