Filos Verslag

Aristoteles

Over geweld

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen, geweld is een lastig thema in de filosofie. Even op kleine schaal: ik ben gewelddadig zodra ik - bewust of onbewust - een ander mens in zijn haar mens-zijn beperk. Ik hoef dat niet te beperken tot mens-zijn, dat geldt wellicht voor alles wat bestaat. Tegelijkertijd ontstaat dan ook de vraag, hoe te reageren op dat geweld. Kant vond dat de Franse burgers onrecht werd aangedaan, ze werden onderdrukt, ze hadden geen vrijheid van spreken en namen geen deel aan het besturen van zichzelf. Hij vond het dus gerechtvaardigd dat ze voor zichzelf op kwamen. Hij zag ook dat dit niet geweldloos kon, ze hadden letterlijk geen recht van spreken en wat doe je dan? Wanneer is geweld gerechtvaardigd en wanneer niet (meer)?

Maar even terug naar de kleine schaal, even zoals Levinas dat beziet, tussen mensen: De ander gaat mij (als ik hem ervaar) te buiten. Ik kan hem niet vatten noch in handelen noch in denken. Iedere poging hiertoe vernietigt de ander, doet de ander geweld aan. Hij zegt dat we de ander niet kunnen kennen, niet kunnen weten wie die ander is. Hoewel ik met Frank samenleef, en zelfs getrouwd ben, ik ken hem niet, en zodra ik zeg “Frank is … “ en ik vul iets in op die puntjes, doe ik hem geweld aan, ik doe hem te kort. Want hij is meer dan dat, ik kan hem verkeerd begrijpen, en ga zo maar door. Dat dit ernstig mis kan gaan toont menig relatie, zeker zodra iemand wil dat de ander verandert, of geen oog heeft voor wie die ander is zoals die is, met alles wat we fijn en niet vinden.

Bij Verhoeven zien we iets soort gelijkt terug, bij hem gaat het echter niet alleen om de mens, maar om alles wat is. Verhoeven ziet zich dan ook min of meer genoodzaakt om zich te blijven verwonderen. Hij bedenk zich namelijk dat zelfs het denken gewelddadig kan zijn. Waneer we ergens betekenis aan geven en uit het oog verliezen dat het ook iets anders kan zijn, doen we dat iets al geweld aan. En dus probeert Verhoeven zelfs het betekenis geven op te schorten. Hij wil zich blijven verwonderen.

Het ongemak wordt al duidelijk, het concept is eigenlijk zelf een vorm van geweld: op deze manier kan niemand dan bestaan, zonder gewelddadig te zijn. Het brood dat we eten vraagt erom het graan geweld aan te doen. Eerst om het te oogsten en dan om het tussen de stenen te vermalen. En laten we wel weten: als dat niet gewelddadig is. We ontnemen het graan de mogelijkheid om dat te doen wat graan goed kan, namelijk vrucht dragen. Maar ja, als we dat goed bekijken, dan zal ook daarvoor het graan zelf moeten sterven. Nu is wellicht sterven iets anders dan geweld, dat is namelijk een ander beperken, stoppen of remmen. Graan kan ook heel goed brood worden, dus daarmee creëren we voor het graan ook een kans. Maar ja, wat is het summum van het graan?

Met dit summum komen we bij Aristoteles uit. Hij zocht naar dat wat het optimale is voor het iets in een specifieke omgeving: voor het graan, voor de mens, voor de molenstenen, voor de bakker, voor de molenaar, voor de boer, voor het land, en ga zo maar door. Het interessante is dan dat je dan anders naar dat graan gaat kijken, namelijk naar zijn context. Als we alle graan omzetten in brood, kunnen we nooit meer graan krijgen, als we geen graan omzetten in brood en alles uitzaaien, krijgen we een aardbol vol met graanvelden en honger. Aristoteles zocht dus naar het juiste midden. We zijn dus altijd een beetje gewelddadig, maar het liefst zo min mogelijk. Te veel brood is gewelddadig, te weinig brood ook. Als je het goed doen, dan blijft alles zo dicht mogelijk bij het optimale en is het geweld het kleinst.

Ook Verhoeven zocht naar een werkbaardere omschrijving. En in deze omschrijving houdt hij het bij zichzelf: Geweld is alles wat groter is dan ik ben. Persoonlijk vind ik deze omschrijving erg leuk, er zijn namelijk twee kanten: degene die iets ondergaat en het gene dat erop in werkt. Door zelf weerbaarder te worden, kan iemand meer geweld verdragen. Ik zie hier wel een raar kantje aan zitten: om weerbaarder te worden is geweld nodig, zei het in de juiste dosering. Zodra ik er aan ten onder ga, was het geweld te groot. Op deze manier is het te begrijpen dat mensen een trauma kunnen ervaren als groei en als het vergroten van het incasseringsvermogen. Nietzsche zei al zoiets als dat wat mij niet dood maakt me sterker. Persoonlijk zie ik tegenslagen in een soortgelijk perspectief, namelijk als wat kan ik dragen.

Geweld als het aan banden leggen van de ander, ook dat doen we zodra we leven. Ik leidt hier een gesprek en als ik dat goed doe, dan zal niemand dat als onplezierig ervaren, en ik hoop al helemaal dat ik niet als geweldig wordt ervaren. Ik heb immers ook de taak om Filos als filosofisch cafe te laten bestaan. Toch ben ik mij bewust van het geweld dat hierin kan ontstaan. Canetti beschrijft eenzelfde proces, namelijk het theater. In het theater worden wij als toeschouwer gebonden in de beperkte ruimte van stoelen en paden. Uiteindelijk kunnen we alleen maar onze mond en onze handen gebruiken. Hoe lastig dit is, was zichtbaar in Grand Gala du Kwek, waarin de beperkte beweegruimte en dus handelingsruimte van de bezoekers - het dansen en feestvieren aan banden legde. Dat dit soms ook echt nodig is, tonen de drama’s die in voetbalstadia hebben plaatsgevonden, waardoor daar nu niet alleen maar stoeltjes zijn, maar ook heel veel hekken om ten minste vier partijen van elkaar te scheiden, waarbij er twee openlijk met elkaar de strijd aan gaan.

Arendt plaatst geweld in het licht van macht, waarbij ik eerst even moet toelichten wat zij onder macht verstaat. Macht komt overeen met het menselijk vermogen niet slechts te handelen, maar in eensgezindheid te handelen. Macht is nooit de eigenschap van een individu; het behoort aan een groep, en blijft slechts bestaan zolang de groep bij elkaar blijft. En geweld ziet zij als middel. Er is gemeenschappelijke macht, waarbij mensen instemmen, maar die instemming kan ook via geweld worden afgedwongen. Het grootste geweld is volgens Arendt dus ook allen tegen één.

In het politieke gebruiken we - zeker in een democratie - het spreken, soms in de vorm van gemeenschappelijke nadenken, soms in de vorm van overtuigen, soms in de vorm overreding. Arendt denkt daar aldus over: "Overreding is niet het tegenovergestelde van heerschappij door geweld, het is er enkel een vorm van.” Arendt is voor de gemeenschappelijke macht, waarbij ieder deelneemt en weet wat er speelt. Er wordt wel gezegd dat in een oorlog het eerste slachtoffer de waarheid is, en dat is volgens Arendt ook een van de eerste gewelddadigheden omdat een ieder de kans ontnomen wordt om zelf te denken. Even een kleine kanttekening: waarheid is een bijzonder ingewikkeld iets, maar ik bedoel hier: dat wat het geval is, iets feitelijks, en dus niet een persoonlijke betekenis die iemand geeft aan dat wat het geval is of een persoonlijke mening van iemand of iemand dat goed, fout, juist, leuk of wat dan ook vindt noch welk wordt ervoor wordt gebruikt om dat wat het geval is te beschrijven.

Even terug naar het gewelddadige van de leugen: Met het verkondigen van een leugen (en dat betekent dat je weet dat je dat wat het geval is verzwijgt, ontkent, of negeert) ontneem je elke andere - en wellicht ook jezelf - om zich een beeld te vormen van dat wat het geval is en dus ook om daar een positie over in te nemen. De leugen is dus voor alles en iedereen gewelddadig.

Toch kan een samenleving niet zonder geweld, mensen houden zich nu eenmaal niet aan de gemaakte afspraken, en daar moet je als samenleving toch wat mee: zoals tijdelijke opsluiting in een daartoe erkende instelling. Maar ook de opsluiting van onze kinderen, wat we school noemen, achtteen we een correcte vorm van geweld, en ouders van kinderen die geen onderwijs volgen zijn strafbaar, omdat we vinden dat ze hun kinderen geweld aan doen als ze hun kinderen onderwijs onthouden. Dergelijk geweld is oké maar "Zodra je geweld gaat gebruiken voor politieke doeleinden, vernietig je de politiek ... alleen de staat moet het monopolie hebben op het legitieme gebruik van geweld" (pag. 134), zo schrijft Savator.

En dan zijn we weer terug bij Kant, wat als dat geweld van de staat onrechtvaardig is? Wat rest je dan? Arendt ziet een mogelijkheid in burgerlijke ongehoorzaamheid, de bekendste vorm hiervan is staken. En de manier waarop je dat vorm mag geven is in de wet vastgelegd en kan door een rechter getoetst worden. Maar wat als dat niet werkt en het onrecht te groot wordt… Wat rest ons dan?
Comments

Tijd

Als thema stond ‘de tijd’ centraal. Een onderwerp dat leidde tot een levendige uitwisseling van gedachten. Met name de vraag of tijd nu wel of niet een zelfstandig bestaand iets is, leidde tot de nodige argumenten voor en tegen. Ook de vraag of het eeuwige (of de eeuwigheid) bestaat viel niet eenvoudig eenduidig te beantwoorden.

Er zijn allerlei vragen aan bod gekomen, zoals:
Is tijd een ‘iets’ in de werkelijkheid, wat ook bestaat als de mens er niet meer is?
Is tijd een menselijke constructie? Als tijd een menselijke constructie is, welke problemen lost het fenomeen tijd dan op? Is het een goede oplossing of is het een gedrocht?
Is tijd een gevolg van het menselijk besef dat we tijdelijk/sterfelijk zijn?
Is tijd hetzelfde als een biologische klok zoals iedere mens deze lijkt te bezitten?
Is duur een synoniem voor tijd?
Is er een relatie tussen tijd en eeuwigheid?
Als de tijd een constructie is, is de eeuwigheid dat dan ook?
Zijn tijd en ruimte inwisselbaar?
Bestaat de tijd eindelijk wel, er is toch alleen maar een nu? Ook herinneringen vinden in het heden plaats. Het hebben van een herinnering is geen onomstotelijk bewijs dat er zoiets is als een verleden.
Toont tijd zich als weerslag van veranderingen? Alleen als we veranderingen zien, zien we dat de tijd verstrijkt.
Gaat de tijd voor iedereen even snel?

We spraken over ervaringen zonder tijd en ruimte
Mensen kennen allerlei ervaringen zonder besef van tijd en ruimte, bijvoorbeeld heel indringende voorstellingen in het theater, of heel bijzondere muzikale voorstellingen. Maar ook in het lezen of studeren kan de tijd vliegen of juist stilstaan. Wanneer je moet wachten, zonder dat de wereld om je heen verandert (en er dus ook geen klok) aanwezig is, dan verlies je ook al gauw een gevoel van tijd.

We lieten ons inspireren door het denken van verschillende filosofen over tijd:
Nishida - tijd maakt het ons mogelijk om tegenstrijdige ideeën en ervaringen met elkaar te verenigen. Wanneer we van mening veranderen, dan kunnen we de twee verschillende meningen met elkaar verenigingen door te zeggen ‘vroeger dacht ik er zo over, maar nu denk ik daar anders over’.
Bergson - tijd en ruimte zijn inwisselbaar: je kunt naar een groep mensen kijken of naar de individuen afzonderlijk. Het kijken naar de groep is kijken naar de ruimte, het kijken naar de individuen afzonderlijk is kijken naar de tijd. Wanneer je naar de groep kijkt, dan kun je het individu in de groep niet zien, wanneer je naar een individu kijkt, dan verdwijnt de groep.
In de concrete ervaring zijn ruimte en tijd niet aanwezig.
Aristoteles - als er geen veranderingen zichtbaar zijn, dan lijkt de tijd stil te staan (tijd is een afgeleide van verandering - een afgeleide van voor en na, eerder en later en tegelijkertijd)
Volgens de empiristen kunnen we helemaal niet vaststellen dat de ene biljartbal de andere biljartbal in beweging zet. Het is ons geheugen, die van de momentopnamen een oorzaak en gevolg maakt.
Kant - tijd en ruimte gaan aan ons denken en waarnemen vooraf (ze zijn a-priori). Zonder een besef van tijd en ruimte kunnen we niet waarnemen en niet denken. We hebben het nodig om dingen naast en/of na elkaar te plaatsen. Tijd en ruimte zijn een voorwaarde om te kunnen ordenen en dingen te onderscheiden.
Spinoza - alles heeft een duur (begin en eind), behalve het eeuwige. De tijd is een constructie om de duur te kunnen vaststellen.
Comments

Werkelijk leven is ontmoeten

Deze eerste filos in het park van 2014 werd opgeluisterd door Eric Alink van het Brabants Dagblad (http://www.bd.nl/regio/den-bosch-en-omgeving/s-hertogenbosch/zomerserie-het-park-denkcafé-in-zuiderpark-den-bosch-1.4462613). De stelling die we deze avond als onderwerp gekozen hebben is ‘Al het werkelijk leven is ontmoeten’. Dit onderwerp werd gekozen uit de volgende ingebrachte stellingen en vragen:
Het nut/noodzaak van herinneringen - wat betekenen herinneringen? Welke herinnering zou je kiezen als je één herinnering mee mag nemen in je graf?
Is het leven echt een ernstige ziekte die leidt tot de dood? (naar aanleiding van Joep Dohmen’s Levenskunst)
Wat is de betekenis van film en literatuur?
Hermeneutische Filosofie (Paul van Tongeren)
De verschillende gezichten van de dood; door de ogen van de sterfende en door de ogen van de nabestaanden.
Wat wordt er bedoeld met ‘intuïtie’ zoals Bergson dit gebruikt?

Al het werkelijk leven is ontmoeten.
Als eerste komt de vraag op wat ontmoeten eigenlijk is, ontmoeten als menselijke activiteit.
Het is als mens mogelijk om een andere mens te ontmoeten, maar kun je als mens ook dieren of zelfs bomen, planten of levenloze dingen kunt ontmoeten? Kun je ook iets denkbeeldige ontmoeten, zoals karakters in een boek?
Ook zien we een verschil tussen de ander waarnemen en de ander ontmoeten, maar waar de waarneming over gaat in de ontmoeting is niet zo makkelijk aan te wijzen. Bij ontmoeten komen woorden zoals wederkerig(heid), uitwisseling en interactie boven drijven. Bij waarnemen lijken uitwisseling en interactie zee niet zo aanwezig, maar wat als je elkaar waarneemt, dan is het toch op z’n minst wederkerig.
Ontmoeten moet niet alleen onderscheiden worden waarnemen, maar is ook te onderscheiden van ‘geraakt worden’. Hoewel je als mens natuurlijk wel geraakt kunt worden door een specifieke ontmoeting. Er zijn heel wat menselijke ervaringen die samen kunnen gaan met ‘ontmoeten’ maar die ook zonder een ontmoeting kunnen plaatsvinden, en dat geldt zeker voor geraakt worden. Moet ontmoeten ook onderscheiden worden van tegenkomen? Kunnen we iets met de Duitse equivalent ‘zu begegnen’ of het het Franse ‘Rencontrer’? Wat zegt de Entymologie ons?

Kunnen we iets met het gedachtengoed van Martin Buber?
Martin Buber maakt een onderscheid tussen ik-jij en ik-het. Hij noemt dat grondwoorden. Beide zijn vormen van menselijke omgang met de ander / het andere. De grondwoorden of misschien wel grondhouding verandert niet alleen de ander van jij naar het en weer terug, maar ook het ik. Ik-jij is grenzeloos, ik-het wordt begrenst door andere ‘hetten’. Wellicht is het verschil nog wel het mooiste te duiden als een ik dat in ik-jij staat voor ik-ben en een ik dat in ik-het staat voor zo-ben-ik. Ik de ik-het relatie wordt geobjectiveerd, nagedacht over doelstellingen en de inhoud en vorm van de relatie. Ik de ik-jij staan beide als het ware naakt voor elkaar, zonder verdere gedachten over, maar wel gedachten met elkaar. En zodra je dan over zo’n relatie gaat nadenken dan wordt de houding direct een ik-het relatie. Hier hangt geen waarde oordeel aan, dus voor Buber zijn ze allebei deel aan het menselijk bestaan, terwijl we wellicht de ik-jij relatie onder de noemer van ontmoeten kunnen plaatsen en de ik-het relatie niet.

Aristoteles beschrijft drie soorten vriendschap; vriendschap om de persoon, vriendschap om het nut (door de vriendschap kunnen persoonlijke doelen gerealiseerd worden) en vriendschap om het genot (zoals lust en plezier). Vaak is het moeilijk om te duiden wanneer de ene vorm in de ander over gaat en zeker op het moment van het samen zijn is het zeker niet zo makkelijk te duiden. In welke van deze drie treedt de ontmoeting op? Of kun je daar niet zo over nadenken?

In ons spreken over ontmoetingen lijken ontmoetingen positieve en goede ervaringen. Wanneer we echter naar ontmoetingen kijken, dan is dat zeker niet altijd het geval. Veel ontmoetingen zijn helemaal niet positief. Naast de mooie ontmoetingen staan zeker zoveel niet-mooie ontmoetingen, de menselijke ervaringen waar we niet met een goed gevoel op terugkijken. Kun je dan zeggen dat je van ontmoetingen wijzer wordt? Dat je er van kunt/moet leren?

Het blijft toch een beetje zoeken naar wat een ontmoeting eigenlijk is. Kan Spinoza ons wellicht helpen? Spinoza spreekt van aandoeningen, de mens wordt geraakt door zijn omgeving en dit raken leidt tot welbevinden of tot een gevoel van ongemak. De mens zal dan zijn best doen om zijn welbevinden te vergroten en zijn ongemak te verkleinen. Een ontmoeting is dan een specifieke aandoening waar een andere mens (menselijke ervaring) mee gemoeid is.

Gaat ontmoeten dan over aanwezig zijn, over ervaren van het moment, in het hier en nu zijn? Gaat het om geraakt worden (zowel positief als negatief) En dat alles moet dan in relatie staan tot andere mensen die dat een gelijksoortige ervaring hebben? Er zijn - niet afdwalen - lijkt dan voorwaarde voor het ontmoeten van een ander. Maar kun je dan zeggen dat je de rest van de tijd niet-werkelijk-bent? of niet-werkelijk-leeft? Het is toch wel lastig om een menselijke bestaansvorm - die veel voorkomt - als niet-echt-leven van de hand te wijzen. Ontmoeten wordt dan een levens-zin een ‘noodzaak’ voor het goede leven. Dit kan wellicht wel persoonlijk, maar kun je hier een algemeen geldend principe van maken? Wie heeft die macht tot definiëren van de juiste levensopdracht? Je kunt net zo makkelijk zeggen dat het leven überhaupt geen zin heeft en dat dit een individuele opgave is om er zin van te maken, maar net zo goed om er voor te ‘kiezen’ dat er geen zin is.

Misschien gaan ontmoetingen wel over culturen heen. De ontmoeting met dat wat bekend is (binnen de eigen sub-cultuur) is niet te vergelijken met de ontmoeting met het onbekende. De ontmoeting met andere culturen, en dan niet alleen in andere landen maar ook in met andere sub-culteren in de stad en buurt waar je woont. De ontmoeting met de vreemdeling (dat wat vreemd is) en zo te leren kennen wat voor de ander van waarde is, waardoor wederzijds begrip ontstaat. Een stad of land bestaat uit heel wat verschillende subculturen. Misschien bestaat het werkelijke leven er wel uit om deze vreemde wereld te leren kennen, waarbij het misschien niet direct om begrijpen draait maar wel om het respecteren van andere en wezensvreemde ideeën. Kan er sprake zijn van een ontmoeting als de leefwereld van de ander zo anders is als de eigen wereld? Dat is een vraag waarvan het antwoord misschien wel onbekend blijft, maar het lijkt ons wel een vorm van werkelijk in het leven staan.
Comments

We plaatsen cookies, zo min mogelijk en geanonimiseerd.

Aristeia maakt dit mogelijk