Maatschappij
het tentoonstellen van nazi-kunst en -design
17/01/19 15:32
De ingebrachte onderwerpen
Nazikunst en nazi-design mag je dat tentoonstellen?bestaat er foute kunst?
bestaat er fout design?
Is er ook nog andere kennis dan wetenschappelijke kennis? Wetenschappelijke kennis: kennis die empirisch getoetst kan worden. Bij andere kennis valt bijvoorbeeld te denken aan: Antroposofische kennis, Alchemie, Esoterie en/of intuïtieve kennis.
Wanneer is persoonlijke contact tussen mensen een vriendschap?
Hoe herkent vriendschap zich?
Wat is broederschap?
Hoe verhoudt de Nashville-verklaring, en het ondertekenen hiervan door een politicus, zich tot vrijheid van meningsuiting en de scheiding tussen kerk en staat?
Hoe privé is je DNA? Wie mag wel/niet inzicht hebben in je DNA?
Epigenetica: kun je jezelf maken?
Nature versus nurture
https://nl.wikipedia.org/wiki/Epigenetica
De zin en onzin van Veganisme
Kun je andermans brein kennen?
Bezien vanuit de ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie en biotechnologie.
Nazikunst en nazi-design mag je dat tentoonstellen?
Na stemming viel de keuze op: nazi-kunst en nazi-design mag je dat tentoonstellen? Ook vriendschap haalde veel stemmen.Het Stedelijk Museum van ’s-Hertogenbosch heeft een tentoonstelling gepland met propagandamateriaal betreffende het Derde Rijk. Het draait om alle vormgeving die werd ingezet om de ideologie aan de man te brengen. En dit kenmerkte zich door uitgebreidheid en doeltreffendheid. Het werd tot in detail doorgevoerd, zelfs op luciferdoosjes.
Is het design en zijn de afbeeldingen verwerpelijk omdat het doel wat ermee gerealiseerd werd verwerpelijk was? Is de reclameposter van de ene politieke partij verwerpelijker dan van de andere politieke partij?
Moet design altijd worden beschouwd in het licht van het doel, of in het licht van de opdrachtgever of maker?
Mag je nog naar "House of carts” kijken nu de regisseur in opspraak is gekomen vanwege #metoo? Is de muziek van Wagner besmet omdat hij korte tijd bevriend is geweest met Hitler en veel Nazi-topstukken zijn muziek geweldig vonden? Is de idee van Heidegger verwerpelijk omdat de denker ook het nazi-gedachtegoed ondersteunde?
Kun je reclame voor de hitler-jügend net zo neutraal bekijken als reclame voor Calvé sla-olie, Camel sigaretten, VW kevers en/of coca-cola? Zijn de Duitse films uit de jaren 30 van de vorige eeuw, niet van hetzelfde kaliber als de Amerikaanse films ten tijde van de golfoorlog, waaronder Saving Privat Ryan ter verheerlijking van oorlog of de Disney films die allemaal eenzelfde sfeer en (westerse) leefstijl voorstaan? De nazipropaganda werd zeer contentieus doorgevoerd, tot en met kinderboeken, lesmateriaal, speelgoed en luciferdoosjes.
Draait het om de boodschap, de maker, de doelstelling of het design als design. Draait het bij design, niet net zoals bij elke andere uiting in het publieke domein dat deze moet passen binnen de grenzen van vrijheid van meningsuiting. Dus niet: het aanzetten tot haat en/of geweld en ook geen lasterlijke uitspraken?
Design, ook wel toegepaste kunst, heeft een tendentieus aspect in zich. De kunst moet een doel realiseren en, zeker in de reclame uitingen, wordt de werkelijkheid mooier voorgespiegeld dan ze is en/of waarheden verdraait. Geldt dit tendentieuze niet ook voor andere kunsten; foto’s worden opgepoetst, realistische kunstenaars nemen hun artistieke vrijheid om de wereld naar hun hand en doelstelling te zetten?
Even terug naar de vraag: Kun je nazi kunst, -films, en -propaganda materiaal tentoonstellen in een museum? Het betreft een design museum. dus een museum dat ook allerlei andere toegepaste kunst ten toon stelt. De curator geeft aan dat het geheel wordt ingekaderd: om te laten zien, hoe het werd toegepast en met welk doel. Niet ter verheerlijkingen, en ook niet zonder toelichting. Is een dergelijke omlijsting noodzakelijk? In hoeverre moet het hakenkruis op de achtergrond worden uitgelegd als verwijzend naar een specifieke verwerpelijke ideologie. De swastika is een symbool dat veel verder rijkt en ook veel ouder is dan Nazi-duitsland.
Veel van de nazi-propaganda bevat echt niet altijd een verwijzing naar jodenvervolging, rassenleer of het streven naar het zuivere arische ras. Er is een verhaal voor nodig om het in die specifieke context te plaatsen en als zodanig te zien en te begrijpen. De afbeeldingen zelf zijn classicistisch en voor de ruimtelijke verhoudingen wordt gebruik gemaakt van de gulden snede. Wat blijft er van de toegepaste kunst over als de achterliggende boodschap er niet bij gegeven wordt? Heeft het dan nog een politieke en/of ideologische waarde?


bron afbeeldingen: wienerlibrary.co.uk
Eén van de commentaren op de aangekondigde tentoonstelling is dat er opnieuw verheerlijking van het nazi-ideaal zou kunnen ontstaan door het zien van de afbeeldingen. We vragen ons wel af of hier niet veel meer voor nodig is omdat buiten het museum diezelfde marketing nu ontbreekt, dit in tegenstelling tot de jaren 30 van de vorige eeuw. Het succes van de boodschap is de herhaling en die herhaling ontbreekt wanneer je het bekijkt in het museum. Het museum zelf is een geïsoleerde omgeving. Vanwege de gevoeligheid is het wellicht wel heel begrijpelijk dat een toelichting wordt gegeven? Maar waarom dan alleen nazi-specifiek en niet marketing specifiek? Het heeft best iets heel indrukwekkends dat alles in het leven aan beeld, tekst en geluid doordrenkt werd met dezelfde symbolen en boodschappen. Belangrijke dingen in een lezing dien je drie keer te noemen, dan onthouden mensen dat, Deze propaganda was veel doordringender dan dat, hoe sterk met je als mens zijn om hier weerstand tegen te bieden?
Het is echter niet eenvoudig om een kader te ontwikkelen op grond waarvan bepaald kan worden of dergelijke toegepaste kunst wel of niet getoond kan / mag worden. Wat is maatgevend? De intentie van de maker? De intentie van de opdrachtgever? Dat wat de afbeelding toont? De doelstelling waarmee de afbeelding gemaakt is? De sociaal maatschappelijke consequenties? De geschiedenis waar het deel van uit maakt? Het boek Mein Kampf mocht alleen uitgegeven worden met een hele hoeveelheid voetnoten. Het lijkt dan om de historische context te gaan.
Kunst en dus ook toegepaste kunst heeft altijd een tijdsaspect in zich. Huisstijlen en beeldmerken en de reclames die daaromheen staan tonen ook altijd een tijdsbeeld. Is het überhaupt mogelijk om kunst te begrijpen zonder de sociaal culturele context? Als deze niet bekend is, dan blijft er louter mooi of niet mooi over? Op één of andere manier speelt de betekenis van de (toegepaste) kunst ook een rol bij de waardering ervan. Zo bezien speelt dus in de tentoonstelling over toegepaste kunst in de tijd van Nazi-Duitsland die context weldegelijk een rol. Het risico bestaat dat we de context zo belangrijk wordt dat we niet belangeloos naar de uitingen kunnen kijken, omdat we deze alleen nog maar in de context kunnen beschouwen.
Toegepaste kunst heeft vaker (altijd?) een boodschap (of een functie) buiten de (kunst)uiting zelf. Onze waardering voor die boodschap (of functie) draagt dus in hoge mate bij aan de waardering van het geheel. Ons denken kan dat misschien wel niet los van elkaar zien. Het zou op zich ook best heel interessant zijn, voor een design museum, om de invloed van toegepaste kunst in ons dagelijks leven te belichten, niet alleen in de jaren dertig in Duitsland, maar algemeen: hoe wordt ons dagelijks leven gekleurd (en bepaald) door de boodschappen die ons met behulp van toegepaste kunst bereiken? Onze levensstijl ligt in al die boodschappen besloten.
Censuur staat tegenover vrijheid van meningsuiting. Er moeten wel heel zwaarwegende argumenten zijn om over te gaan tot censuur. Er moet dan wel heel veel maatschappelijke onrust ontstaan, of aangezet worden tot haat. Posters die aanzetten tot haat zijn niet echt gewenst, zelfs niet in een museum, ook niet met een verhaal. Hoogstens in een historisch museum, niet in een design museum of een museum voor schone kunsten. Maar ja, dat is geen censuur, dat is bij wet vastgelegd. Censuur of zelf-censuur zou in een vrij land niet aan de orde mogen zijn. Overigens wil dit niet zeggen dat er niet zoiets bestaat als een taboe en dat ligt daar toch dicht in de buurt.
Het lijkt ons wel wat als de curator, Timo de Rijk, ons komt uitleggen wat zijn overwegingen zijn en dat hij hier samen met ons over wil nadenken.
Comments
Woede en macht
14/06/16 17:29
Deze maandagavond hebben we uit de volgende onderwerpen gekozen:
De keuze voor deze avond viel op “woede als machtsmiddel in het democratische gesprek”.
Het lijkt erop dat woede mensen (menigten) steeds meer aandacht krijgen, maar zich misschien ook wel steeds agressiever uiten. Wat is er aan de hand? Zijn mensen tegenwoordig zo boos zijn, en voelen ze zich niet (meer) geremd in het uiten hiervan?
Om te beginnen lijkt het erop dat er een steeds lagere drempel is om boosheid te uiten. Via fora op internet, maar ook via sociale online netwerken is het uiten van boosheid bijzonder eenvoudig. Op een bepaalde manier is het ook heel vluchtig, de uitspraken verdwijnt dan wel niet letterlijk, maar ze verdwijnen wel in de grote hoop van berichten. Online is ook vaak sprake van eenzijdige netwerken. Groepen mensen die dezelfde mening zijn toegedaan versterken elkaar en mensen die de nuance zoeken worden al gauw uitgesloten. Woede lijkt zo niet te worden getemperd maar eerder gevoed. Bovendien is het heel makkelijk om de woede te uiten en als anderen de woede ondersteunen, dan treedt er bovendien nog een vorm van bevestiging van de eigen woede op.
Het is overigens best lastig om deze processen goed te doorgronden. Hoe goed kennen we die omgeving zelf eigenlijk?
Is de uiting van woede ook echt een uiting van boosheid en/of onvrede? Waarom reageren mensen zo heftig dat ze gewelddadig worden en/of lugubere taferelen ten toon spreiden? Er lijkt ook sprake van een zekere mate van grenzeloosheid. Ook valt het woord ‘beschaving’: boosheid kan ook op een beschaafde manier geuit worden.
Is het waar dat je woede en boosheid hoort te kanaliseren?
Misschien wordt er wel niet geluisterd naar gekanaliseerde boosheid?
Onze staatsinrichting met volksvertegenwoordigers zou ruimte moeten bieden aan het uiten van boosheid en onvrede. Is dat eigenlijk wel zo? Worden beschaafde woede uitingen wel gehoord?
Waarom is men boos?
Zou je kunnen zeggen dat we in een samenleving leven, waarin mensen een continue status van boosheid ervaren, zonder dat ze eigenlijk weten waarom ze boos zijn? Je kunt je zelfs afvragen of mensen zelf wel in de gaten hebben dat ze boos zijn. Leven we in een wereld waarin grote onvrede aanwezig is?
De vraag reist of de uitingen van boosheid jegens vluchtelingen die asiel zoeken wel daadwerkelijk op hen persoonlijk gericht is. De vraag wordt gesteld of er niet eerder sprake is van zondebokken of bliksemafleiders. Wanneer mensen zich bedreigd voelen in hun dagelijks bestaan, is het vaak niet duidelijk waar die bedreiging precies vandaan komt. Het gevoel bedreigd te worden, wordt dan omgezet in boosheid jegens iets concreets dat zich aandient.
We vragen ons ook wel af, of de gemeenschappelijke ruimte we goed is ingericht zodat burgers hun boosheid publiekelijk op een constructieve manier kunnen uiten. Misschien voelt de huidige inrichting wel een beetje als het invullen van een klachtenformulier en dat dan vervolgens zelf door de papiervernietiger halen. Het uiten van de woede is dan wellicht ook een uiting van onmacht in combinatie met een ‘gehoord willen worden’.
(on)rechtvaardigheid, (on)gelijkheid, (on)mondigheid
Is woede een resultante van een gevoel van onrechtvaardigheid en/of ongelijkheid waarbij bovendien een gevoel van onmondigheid ontstaat?
Zou het zo zijn, dat deze uitingen van woede ontstaan omdat mensen het gevoel hebbend dat ze niet gehoord worden, terwijl ze een gevoel hebben dat er sprake is van ongelijkheid en onrechtvaardigheid.
Draagt woede ertoe bij om gehoord te worden? Wordt er meer / eerder naar je geluisterd als je boos bent? We hebben toch wel sterk de neiging om dit, zeker op het persoonlijke vlak, negatief te beantwoorden. Maar politiek lijkt het er soms wel eens anders uit te zien.
Thymos
Peter Sloterdijk heeft een boek geschreven over woede. Hij constateert in dat boek dat Thymos systematisch uit de westerse samenleving is verbannen. In de klassieke oudheid was woede helemaal niet zo’n slechte drijfveer. Woede was nodig op het strijdveld, en trots was een deugd, waarbij je de persoonlijk eer diende te bewaken.
Is woede slecht? Woede heeft veel goede dingen in de geschiedenis te weeg gebracht. Ze lag aan de basis van heel wat revoluties. Toch zijn die revoluties, zeker als je er midden in zit, niet zo fijn, maar voor de menselijk bestaan kan het best goed zijn. Staan we aan het begin van een revolutie? Leven we in een revolutionaire tijd? Misschien is dat nu ook zo.
Toch maken we ons ook wel zorgen. Een woede uiting kenmerkt zich doorgaans door een verlies van redelijkheid, een verlies van geremdheid en een verlies van zelfcontrole. Kortom de woede uitbarsting lijkt vooral ongecontroleerd, waardoor meer schade ontstaat dan wenselijk is. Woede uitbarstingen hebben nog al eens vervelende bijwerkingen. “Woede, daar kun je een beetje raar van worden.”
Is het wel woede?
Nog niet zo lang geleden hadden we te maken met allerlei vormen van geweld, waarvan voetbalvandalisme er één was. Treinen bleven niet meer heel, steden leden onder de vernielzucht. Inmiddels horen we daar niet zo veel meer over. Er zijn nog wel wat kleine incidenten, maar nauwelijks tot geen uitingen meer van geweld, strijd en/of vandalisme. Zou je kunnen zeggen dat de woede-uitingen van deze tijd vergelijkbaar zijn met het vandalisme van toen? Is het gewoon een adrenaline kick waarbij de uiting belangrijker is dan de context of aanleiding? De Romeinen hadden het al over brood en spelen. Is onze wereld te geciviliseerd geworden dat het spel geen ruimte meer heeft. Het spel ten tijden van de Romeinen was duidelijk een uiting van geweld, van kracht. Misschien kent iedere samenleving wel zijn uitingen van ‘adrenaline’ waarin grenzen worden overschreden.
Velen van ons kennen nog de uitdrukking ‘het leger maakt een man van je’. Het zou een leerschool zijn van discipline en adrenaline en de omgang daarmee. Zou je kunnen zeggen dat het ontbreken hiervan leidt tot dit soort excessen?
Dit alles doet ons afvragen wat de grond is van de woede, of de woede terecht is, en wat precies de oorzaak is van het protest. Waarom zijn mensen boos, weten ze dat zelf, of is het een adrenaline-boost zonder een link met de werkelijkheid van alledag (ook al lijkt dat wel zo)?
Politieke besluiten zijn vaak complex en erg ondoorzichtig. Het gevoel benadeeld te worden is vaak heel helder. Een zondebok is doorgangs gauw gevonden. Ook al kan een zondebok heel goed werken, toch lijkt het politiek gezien geen wenselijke situatie. Het is echter ook moeilijk om politiek op een constructieve manier te luisteren naar de woede. Luisteren, gehoord worden, je gehoord voelen en je zin krijgen zijn allemaal verschillende aspecten van hetzelfde proces. Hoe weet je of dat helemaal goed gaat? En wat zijn de verwachtingen?
De democratie
Even terug naar die uiting van woede. Wat als er onvrede is, hoe moet je daar in een democratie mee om gaan? Een democratie is een vorm van besturen waarbij de meerderheid beslist waarbij rekening gehouden wordt met de minderheid. Het kan dus heel goed zijn, dat mensen het niet eens zijn met hoe het gaat en met de besluiten die er genomen zijn. In de democratie ligt ook weer besloten hoe je daarmee om kunt gaan, zelfs vormen van protest - de welbekende stakingen en protestacties - zijn daar deel van.
Als protestacties zo gewelddadig worden, dan loop je het risico dat de protesterende minderheid het democratisch proces om zeep helpt (de wens van de meerderheid, die rekening houdt met de minderheden). Als politici uit vrees voor geweld de betreffende groep hun zin geven is dat het einde van het democratisch proces.
Hierbij speelt ook iets anders mee. Tegen-zijn roept doorgaans meer emotie op dan eens-zijn. De tweede groep heeft helemaal geen nood aan geweld of een luidruchtige uiting van instemming. Het tegen-zijn klinkt dus altijd luider dan het er-mee-eens-zijn.
Nog een uitstapje naar Woede
Canetti schrijft over Massa en Macht. Hierin heeft woede een belangrijke plaatst. Een massa uit zijn woede omdat het haar macht wil vergroten. Een massa die woede toont, is iets heel anders dan een individu die zijn woede toont. Het individu kan zich overigens best heel boos voelen, wanneer hij met die massa zijn woede uit. De profilering van de massa is niet meer en niet minder dan die profilering, ze wil namelijk macht en die kan bijvoorbeeld ontstaan door vernietiging en geweld. Idealiter heeft een massa dan ook een andere massa waar het zich tegen af kan zetten en die idealiter geminimaliseerd wordt.
Girard ziet een soortgelijk fenomeen als mensen een zondebok zoeken. Ook dit is vaak geen groep/massa die de rol van zondebok krijgt, waardoor uiteindelijk twee groepen pontificaal tegenover elkaar komen te staan. Dit beeld is ook al zichtbaar bij politieke partijen. Het eigen bestaan wordt vorm gegeven door het anders zijn dan die andere politieke partij. De standpunten zelf, of de ideologie zijn helemaal niet zo belangrijk, als het maar anders is dan de rivaliserende politieke partij. Ook hier speelt boosheid en woede een rol. De ander doet zo’n domme dingen dat je er boos van wordt.
Is woede een opmaat tot revolutie?
Als woede dus zo’n onbestendige basis heeft, maar wel tot gerichte acties kan leiden, dan kan het ook het begin van een revolutie zijn. Zeker als de woede zich richt op een andere macht, of de bestaande macht omver wil werpen. De vraag is of het duidelijk is tegen wie de woede zich richt. Op dit moment neemt dit nog geen duidelijke vormen aan; het object waar de woede zich op richt is nu eens dit en dan eens dat.
toegift:
“We zijn voor onze relatie met het heden afhankelijk van ons beeld van de toekomst.”
vrij naar: Giovanni Borradori in gesprek met Habermas en Derrida
Wanneer we geen positief beeld hebben van onze toekomst, zoals dat bijvoorbeeld in de koude oorlog het geval is, en nu ook weer in deze tijd van terreur, dan zegt dat direct iets over onze relatie met het heden. Deze relatie is dan ook bedenkelijk, onzeker en onduidelijk. We weten dat ook in het heden niet meer wat we moeten doen en mogen verwachten.
Misschien is dat wel zichtbaar is alle boosheid en woede die deze dagen regelmatig de kop op steken. Deze uiten zich op allerlei manieren en naar aanleiding van heel wat verschillende oorzaken. Hierdoor lijkt het op een algeheel van onvrede, maar ook dat blijkt niet echt te kloppen.
Het terroristisch geweld maakt ons onzeker over de toekomst en dus weten we ook vandaag niet wat we van morgen mogen verwachten. Veel dingen zijn dan al gauw onzeker en potentieel bedreigend, niet omdat ze dat in zichzelf zijn, maar omdat ons beeld van de toekomst zo troebel is of zelfs gewoonweg een beeld vol met geweld en risico’s is.
- Heeft vakantie nieuwe ervaringen nodig?
- Wat is vakantie?
- Alain de Botton - de kunst van het reizen
- Contrast arbeid en vrije tijd
- Woede als machtsmiddel in het democratisch gesprek.
- Woede als instrument versus gekanaliseerde woede.
- Het basisinkomen
- Filosofische aspecten
- Is een basisinkomen rechtvaardig
- Is een basisinkomen eerlijk
- Wat zijn de consequenties voor de motivatie tot werk
- Moet je ingrijpen bij onrecht?
De keuze voor deze avond viel op “woede als machtsmiddel in het democratische gesprek”.
Het lijkt erop dat woede mensen (menigten) steeds meer aandacht krijgen, maar zich misschien ook wel steeds agressiever uiten. Wat is er aan de hand? Zijn mensen tegenwoordig zo boos zijn, en voelen ze zich niet (meer) geremd in het uiten hiervan?
Om te beginnen lijkt het erop dat er een steeds lagere drempel is om boosheid te uiten. Via fora op internet, maar ook via sociale online netwerken is het uiten van boosheid bijzonder eenvoudig. Op een bepaalde manier is het ook heel vluchtig, de uitspraken verdwijnt dan wel niet letterlijk, maar ze verdwijnen wel in de grote hoop van berichten. Online is ook vaak sprake van eenzijdige netwerken. Groepen mensen die dezelfde mening zijn toegedaan versterken elkaar en mensen die de nuance zoeken worden al gauw uitgesloten. Woede lijkt zo niet te worden getemperd maar eerder gevoed. Bovendien is het heel makkelijk om de woede te uiten en als anderen de woede ondersteunen, dan treedt er bovendien nog een vorm van bevestiging van de eigen woede op.
Het is overigens best lastig om deze processen goed te doorgronden. Hoe goed kennen we die omgeving zelf eigenlijk?
Is de uiting van woede ook echt een uiting van boosheid en/of onvrede? Waarom reageren mensen zo heftig dat ze gewelddadig worden en/of lugubere taferelen ten toon spreiden? Er lijkt ook sprake van een zekere mate van grenzeloosheid. Ook valt het woord ‘beschaving’: boosheid kan ook op een beschaafde manier geuit worden.
Is het waar dat je woede en boosheid hoort te kanaliseren?
Misschien wordt er wel niet geluisterd naar gekanaliseerde boosheid?
Onze staatsinrichting met volksvertegenwoordigers zou ruimte moeten bieden aan het uiten van boosheid en onvrede. Is dat eigenlijk wel zo? Worden beschaafde woede uitingen wel gehoord?
Waarom is men boos?
Zou je kunnen zeggen dat we in een samenleving leven, waarin mensen een continue status van boosheid ervaren, zonder dat ze eigenlijk weten waarom ze boos zijn? Je kunt je zelfs afvragen of mensen zelf wel in de gaten hebben dat ze boos zijn. Leven we in een wereld waarin grote onvrede aanwezig is?
De vraag reist of de uitingen van boosheid jegens vluchtelingen die asiel zoeken wel daadwerkelijk op hen persoonlijk gericht is. De vraag wordt gesteld of er niet eerder sprake is van zondebokken of bliksemafleiders. Wanneer mensen zich bedreigd voelen in hun dagelijks bestaan, is het vaak niet duidelijk waar die bedreiging precies vandaan komt. Het gevoel bedreigd te worden, wordt dan omgezet in boosheid jegens iets concreets dat zich aandient.
We vragen ons ook wel af, of de gemeenschappelijke ruimte we goed is ingericht zodat burgers hun boosheid publiekelijk op een constructieve manier kunnen uiten. Misschien voelt de huidige inrichting wel een beetje als het invullen van een klachtenformulier en dat dan vervolgens zelf door de papiervernietiger halen. Het uiten van de woede is dan wellicht ook een uiting van onmacht in combinatie met een ‘gehoord willen worden’.
(on)rechtvaardigheid, (on)gelijkheid, (on)mondigheid
Is woede een resultante van een gevoel van onrechtvaardigheid en/of ongelijkheid waarbij bovendien een gevoel van onmondigheid ontstaat?
Zou het zo zijn, dat deze uitingen van woede ontstaan omdat mensen het gevoel hebbend dat ze niet gehoord worden, terwijl ze een gevoel hebben dat er sprake is van ongelijkheid en onrechtvaardigheid.
Draagt woede ertoe bij om gehoord te worden? Wordt er meer / eerder naar je geluisterd als je boos bent? We hebben toch wel sterk de neiging om dit, zeker op het persoonlijke vlak, negatief te beantwoorden. Maar politiek lijkt het er soms wel eens anders uit te zien.
Thymos
Peter Sloterdijk heeft een boek geschreven over woede. Hij constateert in dat boek dat Thymos systematisch uit de westerse samenleving is verbannen. In de klassieke oudheid was woede helemaal niet zo’n slechte drijfveer. Woede was nodig op het strijdveld, en trots was een deugd, waarbij je de persoonlijk eer diende te bewaken.
Is woede slecht? Woede heeft veel goede dingen in de geschiedenis te weeg gebracht. Ze lag aan de basis van heel wat revoluties. Toch zijn die revoluties, zeker als je er midden in zit, niet zo fijn, maar voor de menselijk bestaan kan het best goed zijn. Staan we aan het begin van een revolutie? Leven we in een revolutionaire tijd? Misschien is dat nu ook zo.
Toch maken we ons ook wel zorgen. Een woede uiting kenmerkt zich doorgaans door een verlies van redelijkheid, een verlies van geremdheid en een verlies van zelfcontrole. Kortom de woede uitbarsting lijkt vooral ongecontroleerd, waardoor meer schade ontstaat dan wenselijk is. Woede uitbarstingen hebben nog al eens vervelende bijwerkingen. “Woede, daar kun je een beetje raar van worden.”
Is het wel woede?
Nog niet zo lang geleden hadden we te maken met allerlei vormen van geweld, waarvan voetbalvandalisme er één was. Treinen bleven niet meer heel, steden leden onder de vernielzucht. Inmiddels horen we daar niet zo veel meer over. Er zijn nog wel wat kleine incidenten, maar nauwelijks tot geen uitingen meer van geweld, strijd en/of vandalisme. Zou je kunnen zeggen dat de woede-uitingen van deze tijd vergelijkbaar zijn met het vandalisme van toen? Is het gewoon een adrenaline kick waarbij de uiting belangrijker is dan de context of aanleiding? De Romeinen hadden het al over brood en spelen. Is onze wereld te geciviliseerd geworden dat het spel geen ruimte meer heeft. Het spel ten tijden van de Romeinen was duidelijk een uiting van geweld, van kracht. Misschien kent iedere samenleving wel zijn uitingen van ‘adrenaline’ waarin grenzen worden overschreden.
Velen van ons kennen nog de uitdrukking ‘het leger maakt een man van je’. Het zou een leerschool zijn van discipline en adrenaline en de omgang daarmee. Zou je kunnen zeggen dat het ontbreken hiervan leidt tot dit soort excessen?
Dit alles doet ons afvragen wat de grond is van de woede, of de woede terecht is, en wat precies de oorzaak is van het protest. Waarom zijn mensen boos, weten ze dat zelf, of is het een adrenaline-boost zonder een link met de werkelijkheid van alledag (ook al lijkt dat wel zo)?
Politieke besluiten zijn vaak complex en erg ondoorzichtig. Het gevoel benadeeld te worden is vaak heel helder. Een zondebok is doorgangs gauw gevonden. Ook al kan een zondebok heel goed werken, toch lijkt het politiek gezien geen wenselijke situatie. Het is echter ook moeilijk om politiek op een constructieve manier te luisteren naar de woede. Luisteren, gehoord worden, je gehoord voelen en je zin krijgen zijn allemaal verschillende aspecten van hetzelfde proces. Hoe weet je of dat helemaal goed gaat? En wat zijn de verwachtingen?
De democratie
Even terug naar die uiting van woede. Wat als er onvrede is, hoe moet je daar in een democratie mee om gaan? Een democratie is een vorm van besturen waarbij de meerderheid beslist waarbij rekening gehouden wordt met de minderheid. Het kan dus heel goed zijn, dat mensen het niet eens zijn met hoe het gaat en met de besluiten die er genomen zijn. In de democratie ligt ook weer besloten hoe je daarmee om kunt gaan, zelfs vormen van protest - de welbekende stakingen en protestacties - zijn daar deel van.
Als protestacties zo gewelddadig worden, dan loop je het risico dat de protesterende minderheid het democratisch proces om zeep helpt (de wens van de meerderheid, die rekening houdt met de minderheden). Als politici uit vrees voor geweld de betreffende groep hun zin geven is dat het einde van het democratisch proces.
Hierbij speelt ook iets anders mee. Tegen-zijn roept doorgaans meer emotie op dan eens-zijn. De tweede groep heeft helemaal geen nood aan geweld of een luidruchtige uiting van instemming. Het tegen-zijn klinkt dus altijd luider dan het er-mee-eens-zijn.
Nog een uitstapje naar Woede
Canetti schrijft over Massa en Macht. Hierin heeft woede een belangrijke plaatst. Een massa uit zijn woede omdat het haar macht wil vergroten. Een massa die woede toont, is iets heel anders dan een individu die zijn woede toont. Het individu kan zich overigens best heel boos voelen, wanneer hij met die massa zijn woede uit. De profilering van de massa is niet meer en niet minder dan die profilering, ze wil namelijk macht en die kan bijvoorbeeld ontstaan door vernietiging en geweld. Idealiter heeft een massa dan ook een andere massa waar het zich tegen af kan zetten en die idealiter geminimaliseerd wordt.
Girard ziet een soortgelijk fenomeen als mensen een zondebok zoeken. Ook dit is vaak geen groep/massa die de rol van zondebok krijgt, waardoor uiteindelijk twee groepen pontificaal tegenover elkaar komen te staan. Dit beeld is ook al zichtbaar bij politieke partijen. Het eigen bestaan wordt vorm gegeven door het anders zijn dan die andere politieke partij. De standpunten zelf, of de ideologie zijn helemaal niet zo belangrijk, als het maar anders is dan de rivaliserende politieke partij. Ook hier speelt boosheid en woede een rol. De ander doet zo’n domme dingen dat je er boos van wordt.
Is woede een opmaat tot revolutie?
Als woede dus zo’n onbestendige basis heeft, maar wel tot gerichte acties kan leiden, dan kan het ook het begin van een revolutie zijn. Zeker als de woede zich richt op een andere macht, of de bestaande macht omver wil werpen. De vraag is of het duidelijk is tegen wie de woede zich richt. Op dit moment neemt dit nog geen duidelijke vormen aan; het object waar de woede zich op richt is nu eens dit en dan eens dat.
toegift:
“We zijn voor onze relatie met het heden afhankelijk van ons beeld van de toekomst.”
vrij naar: Giovanni Borradori in gesprek met Habermas en Derrida
Wanneer we geen positief beeld hebben van onze toekomst, zoals dat bijvoorbeeld in de koude oorlog het geval is, en nu ook weer in deze tijd van terreur, dan zegt dat direct iets over onze relatie met het heden. Deze relatie is dan ook bedenkelijk, onzeker en onduidelijk. We weten dat ook in het heden niet meer wat we moeten doen en mogen verwachten.
Misschien is dat wel zichtbaar is alle boosheid en woede die deze dagen regelmatig de kop op steken. Deze uiten zich op allerlei manieren en naar aanleiding van heel wat verschillende oorzaken. Hierdoor lijkt het op een algeheel van onvrede, maar ook dat blijkt niet echt te kloppen.
Het terroristisch geweld maakt ons onzeker over de toekomst en dus weten we ook vandaag niet wat we van morgen mogen verwachten. Veel dingen zijn dan al gauw onzeker en potentieel bedreigend, niet omdat ze dat in zichzelf zijn, maar omdat ons beeld van de toekomst zo troebel is of zelfs gewoonweg een beeld vol met geweld en risico’s is.
Geld als graan
24/04/15 14:26
Het thema van de maand van de filosofie is ongelijkheid. Voor ons vormde o.a. de essay ‘waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers’ het uitgangspunt van deze avond. Er lagen meteen een aantal interessante onderwerpen ter overdenking op tafel:
Stel dat je niet meer erft, hoe komt de wereld er dan uit te zien?
Sociale mobiliteit blijkt maar zeer beperkt mogelijk, geeft dat niet direct opnieuw aanleiding voor ongelijkheid?
Waar ligt de grens; wanneer wordt ongelijkheid onrechtvaardig?
Is ongelijkheid immoreel?
De ongelijkheid die in ons denken aan bod komt, gaat niet over algehele ongelijkheid van mensen, maar gaat over financiële ongelijkheid. Er wordt daarbij ook nog een onderscheid gemaakt tussen inkomensongelijkheid en kapitaalongelijkheid. De inkomensongelijkheid heeft betrekking op het feit dat de ene functie veel meer geld oplevert dan de andere functie; dat een bankier meer verdient dan een vuilnisman. De kapitaalongelijkheid heeft betrekking op het fenomeen dat individueel kapitaalgroei mogelijk is door inspanning van de gemeenschap. Een andere vorm van kapitaalongelijkheid wordt veroorzaakt door erfenissen. Het gaat dus eigenlijk om de groei van inkomen / kapitaal, zonder dat hier arbeid aan ten grondslag ligt. Overigens ligt hier wel vaak arbeid (en/of besluiten) van anderen aan ten grondslag.
Het is eenvoudig om in het denken omtrent deze ongelijkheid te vervallen in de twee uitersten; zij die exorbitant veel erven en/of verdienen en zij die nauwelijks rond kunnen komen van hun inkomen (en al helemaal niets overhouden). Het grootste gedeelte van de mensen zit hier tussen in, waarbij de ene wat spaarzamer is dan de ander, de een wat meer weet op te bouwen dan de ander. En in deze groep worden ook wel relatief kleine bedragen geërfd, maar dat is zelden genoeg om te voorzien in een pensioen of de aanschaf van een huis, laat staan om te leven zonder te werken.
De vraag naar de grens, wanneer de financiële ongelijkheid onrechtvaardig wordt, heeft betrekking op deze twee uitersten. De uitersten zijn onrechtvaardig, maar is het midden (de modaal) dat ook? Er lijkt dan een sociaal- maatschappelijk aspect mee te spelen. Op welke manier stroomt het kapitaal terug de samenleving in? Belegd vermogen komt ook terug de samenleving in, via de aandelen. Maar dit zijn vaak wel grote bestaande bedrijven, en niet het ondersteunen van (inventieve) startende ondernemers. Het kapitaal steunt zo het kapitaal. Bedrijfswinsten worden gebruikt voor het inkopen van eigen aandelen, zo het verhogen van het dividend per aandeel en niet voor innovatie of salarisverhoging van de medewerkers.
Het lijkt erop dat er onderscheid gemaakt wordt tussen geld als doel en geld als middel. Wanneer geld gebruik wordt om te leven, om innovatie mogelijk te maken, om een samenleving te maken dan vinden we dit moreel verantwoord. Maar indien geld tot doel heeft om meer geld te genereren, dus persoonlijke / individuele rijkdom het doel is, dan vinden we dat immoreel.
Wanneer we filosofische teksten naslaan zoekende naar ideeën omtrent rijkdom en geld, dan zien we een gelijksoortig onderscheid, tussen geld als middel en geld als doel. Overigens wordt hier doorgaans dezelfde waardering op los gelaten, met uitzondering van het neo-liberalisme. Morele scholing diende zich volgens de meeste filosofen dus o.a. te richten op het verminderen van hebzucht en het motiveren van spaarzaamheid (in het algemeen) en sociale betrokkenheid. Je zou hier uit kunnen concluderen dat we als mens weldegelijk hebzuchtig zijn; continue aandacht om deze hebzucht te beheersen/controleren is nodig.
De geschiedenis leert ons ook dat een samenleving met meer inkomensgelijkheid een stabielere samenleving is. Sinds we in het westen allerlei regels hebben opgeheven inzake inkomensongelijkheid en vermogensgroei hebben we een economisch systeem dat van crisis naar crisis gaat en waarin de rijken doorgaans rijker worden en de rest het gelag betaald waardoor de ongelijkheid verder toeneemt. Het romeinse rijk en de Gouden Eeuw (waaronder de VOC) gingen uiteindelijk aan dergelijke crises ten onder. Een interessant boek hierover is ‘A philosophical and political history of the settlements and trade of the Europeans in the East and West Indies' van Abbé Raynal uit 1788, waarin o.a. aan bod komt hoe het verdienen van geld belangrijker werd dan het handelen en importeren van goederen.
Winst lijkt toch vaak het belangrijkste doel van een organisatie. Het is natuurlijk vanzelfsprekend dat een bedrijf niet zonder winst kan, maar ook hiervoor geldt dat de winst een middel is ten bate van het voortbestaan. Waarom is arbeid een kostenpost en niet een activa? Je zou kunnen zeggen dat arbeid (de mensen in de organisatie) een (potentiële) bron van opbrengst is en daarmee een andere waardering verdient als je boekhoud-technisch naar een organisatie kijkt.
Een ander aspect van het grote kapitaal is de politieke invloed die, zo blijkt, te koop is. Via lobby, beïnvloeding en (directe en indirecte) omkoping is het mogelijk om regels en wetten ten faveure van een bedrijf of bedrijfstak te bewerkstelligen. Via patenten is het mogelijk om innovatie tegen te houden en de eigen winsten (en die van advocaten) te vergroten. Zo wordt het eigen geld gebruikt om de eigen handel en winst veilig te stellen en te vergroten en sociaal maatschappelijk zouden wellicht andere ontwikkelingen beter zijn. Maar de organisaties die voor deze ontwikkelingen staan (zoals bijv. groene energie) staan financieel dusdanig op achterstand dat ze nooit kunnen ‘bemiddelen’ voor dat waar zij voor staan. De overheid moet dan wel besluiten nemen in het algemeen belang, maar hun bronnen zijn niet zelden lobbyisten en deze staan zelden voor het algemeen belang.
Wat zou er gebeuren als je erfenissen afschaft?
Om te beginnen zal dat natuurlijk een hoop onrust geven, omdat mensen hun leven nu hebben ingericht op nalatenschap. Het belangrijkste aspect van dit gedachte-experiment is dat geld haar duurzaamheid, in de betekenis van houdbaarheid, lijkt te verliezen. Wanneer geld na het overlijden voor niemand meer waarde heeft omdat de erfenis vervalt aan de staat, dan is heeft het geen zin om het geld te behouden voor het na-geslacht. Persoonlijk en individueel eigendom krijgt een houdbaarheidsdatum waarvan niet bekend is, wanneer deze afloopt. Je kunt dus als mens nog wel zorgen voor een eigen appeltje voor de dorst, of een gevulde graanschuur voor magere jaren maar alles wat daar boven uit stijgt verliest haar waarde.
We vragen ons overigens wel af, in hoeverre de nalatenschap helemaal afgeschaft zou moeten worden. Heeft een mens niet ook een recht om te zorgen voor zijn nabestaanden. Heeft de langstlevende echtgenoot niet een recht op dat wat ze in hun leven hebben opgebouwd en heeft een ouder niet het recht om financieel voor de kinderen te zorgen, zeker wanneer de kinderen zelf - tijdens hun leven - niet goed in staat blijken te zijn om een financieel gezonde situatie te realiseren, bijvoorbeeld een pensioen op te bouwen?
In het hele denken over dit onderwerp hebben we bovendien ‘last’ van het feit dat we zelf betrokken zijn bij het onderwerp. We verdienen zelf geld, we sparen voor onze kinderen of weten dat er een erfenis aan komt. Het valt dan allemaal niet mee om over een wereld na te denken waarin we zelf op een of andere manier de dupe zijn. De sluier van onwetendheid van Rawls valt dan zwaar. Het zuivere beschouwen blijkt toch te raken, waardoor het denken moeilijker wordt.
Stel dat je niet meer erft, hoe komt de wereld er dan uit te zien?
Sociale mobiliteit blijkt maar zeer beperkt mogelijk, geeft dat niet direct opnieuw aanleiding voor ongelijkheid?
Waar ligt de grens; wanneer wordt ongelijkheid onrechtvaardig?
Is ongelijkheid immoreel?
De ongelijkheid die in ons denken aan bod komt, gaat niet over algehele ongelijkheid van mensen, maar gaat over financiële ongelijkheid. Er wordt daarbij ook nog een onderscheid gemaakt tussen inkomensongelijkheid en kapitaalongelijkheid. De inkomensongelijkheid heeft betrekking op het feit dat de ene functie veel meer geld oplevert dan de andere functie; dat een bankier meer verdient dan een vuilnisman. De kapitaalongelijkheid heeft betrekking op het fenomeen dat individueel kapitaalgroei mogelijk is door inspanning van de gemeenschap. Een andere vorm van kapitaalongelijkheid wordt veroorzaakt door erfenissen. Het gaat dus eigenlijk om de groei van inkomen / kapitaal, zonder dat hier arbeid aan ten grondslag ligt. Overigens ligt hier wel vaak arbeid (en/of besluiten) van anderen aan ten grondslag.
Het is eenvoudig om in het denken omtrent deze ongelijkheid te vervallen in de twee uitersten; zij die exorbitant veel erven en/of verdienen en zij die nauwelijks rond kunnen komen van hun inkomen (en al helemaal niets overhouden). Het grootste gedeelte van de mensen zit hier tussen in, waarbij de ene wat spaarzamer is dan de ander, de een wat meer weet op te bouwen dan de ander. En in deze groep worden ook wel relatief kleine bedragen geërfd, maar dat is zelden genoeg om te voorzien in een pensioen of de aanschaf van een huis, laat staan om te leven zonder te werken.
De vraag naar de grens, wanneer de financiële ongelijkheid onrechtvaardig wordt, heeft betrekking op deze twee uitersten. De uitersten zijn onrechtvaardig, maar is het midden (de modaal) dat ook? Er lijkt dan een sociaal- maatschappelijk aspect mee te spelen. Op welke manier stroomt het kapitaal terug de samenleving in? Belegd vermogen komt ook terug de samenleving in, via de aandelen. Maar dit zijn vaak wel grote bestaande bedrijven, en niet het ondersteunen van (inventieve) startende ondernemers. Het kapitaal steunt zo het kapitaal. Bedrijfswinsten worden gebruikt voor het inkopen van eigen aandelen, zo het verhogen van het dividend per aandeel en niet voor innovatie of salarisverhoging van de medewerkers.
Het lijkt erop dat er onderscheid gemaakt wordt tussen geld als doel en geld als middel. Wanneer geld gebruik wordt om te leven, om innovatie mogelijk te maken, om een samenleving te maken dan vinden we dit moreel verantwoord. Maar indien geld tot doel heeft om meer geld te genereren, dus persoonlijke / individuele rijkdom het doel is, dan vinden we dat immoreel.
Wanneer we filosofische teksten naslaan zoekende naar ideeën omtrent rijkdom en geld, dan zien we een gelijksoortig onderscheid, tussen geld als middel en geld als doel. Overigens wordt hier doorgaans dezelfde waardering op los gelaten, met uitzondering van het neo-liberalisme. Morele scholing diende zich volgens de meeste filosofen dus o.a. te richten op het verminderen van hebzucht en het motiveren van spaarzaamheid (in het algemeen) en sociale betrokkenheid. Je zou hier uit kunnen concluderen dat we als mens weldegelijk hebzuchtig zijn; continue aandacht om deze hebzucht te beheersen/controleren is nodig.
De geschiedenis leert ons ook dat een samenleving met meer inkomensgelijkheid een stabielere samenleving is. Sinds we in het westen allerlei regels hebben opgeheven inzake inkomensongelijkheid en vermogensgroei hebben we een economisch systeem dat van crisis naar crisis gaat en waarin de rijken doorgaans rijker worden en de rest het gelag betaald waardoor de ongelijkheid verder toeneemt. Het romeinse rijk en de Gouden Eeuw (waaronder de VOC) gingen uiteindelijk aan dergelijke crises ten onder. Een interessant boek hierover is ‘A philosophical and political history of the settlements and trade of the Europeans in the East and West Indies' van Abbé Raynal uit 1788, waarin o.a. aan bod komt hoe het verdienen van geld belangrijker werd dan het handelen en importeren van goederen.
Winst lijkt toch vaak het belangrijkste doel van een organisatie. Het is natuurlijk vanzelfsprekend dat een bedrijf niet zonder winst kan, maar ook hiervoor geldt dat de winst een middel is ten bate van het voortbestaan. Waarom is arbeid een kostenpost en niet een activa? Je zou kunnen zeggen dat arbeid (de mensen in de organisatie) een (potentiële) bron van opbrengst is en daarmee een andere waardering verdient als je boekhoud-technisch naar een organisatie kijkt.
Een ander aspect van het grote kapitaal is de politieke invloed die, zo blijkt, te koop is. Via lobby, beïnvloeding en (directe en indirecte) omkoping is het mogelijk om regels en wetten ten faveure van een bedrijf of bedrijfstak te bewerkstelligen. Via patenten is het mogelijk om innovatie tegen te houden en de eigen winsten (en die van advocaten) te vergroten. Zo wordt het eigen geld gebruikt om de eigen handel en winst veilig te stellen en te vergroten en sociaal maatschappelijk zouden wellicht andere ontwikkelingen beter zijn. Maar de organisaties die voor deze ontwikkelingen staan (zoals bijv. groene energie) staan financieel dusdanig op achterstand dat ze nooit kunnen ‘bemiddelen’ voor dat waar zij voor staan. De overheid moet dan wel besluiten nemen in het algemeen belang, maar hun bronnen zijn niet zelden lobbyisten en deze staan zelden voor het algemeen belang.
Wat zou er gebeuren als je erfenissen afschaft?
Om te beginnen zal dat natuurlijk een hoop onrust geven, omdat mensen hun leven nu hebben ingericht op nalatenschap. Het belangrijkste aspect van dit gedachte-experiment is dat geld haar duurzaamheid, in de betekenis van houdbaarheid, lijkt te verliezen. Wanneer geld na het overlijden voor niemand meer waarde heeft omdat de erfenis vervalt aan de staat, dan is heeft het geen zin om het geld te behouden voor het na-geslacht. Persoonlijk en individueel eigendom krijgt een houdbaarheidsdatum waarvan niet bekend is, wanneer deze afloopt. Je kunt dus als mens nog wel zorgen voor een eigen appeltje voor de dorst, of een gevulde graanschuur voor magere jaren maar alles wat daar boven uit stijgt verliest haar waarde.
We vragen ons overigens wel af, in hoeverre de nalatenschap helemaal afgeschaft zou moeten worden. Heeft een mens niet ook een recht om te zorgen voor zijn nabestaanden. Heeft de langstlevende echtgenoot niet een recht op dat wat ze in hun leven hebben opgebouwd en heeft een ouder niet het recht om financieel voor de kinderen te zorgen, zeker wanneer de kinderen zelf - tijdens hun leven - niet goed in staat blijken te zijn om een financieel gezonde situatie te realiseren, bijvoorbeeld een pensioen op te bouwen?
In het hele denken over dit onderwerp hebben we bovendien ‘last’ van het feit dat we zelf betrokken zijn bij het onderwerp. We verdienen zelf geld, we sparen voor onze kinderen of weten dat er een erfenis aan komt. Het valt dan allemaal niet mee om over een wereld na te denken waarin we zelf op een of andere manier de dupe zijn. De sluier van onwetendheid van Rawls valt dan zwaar. Het zuivere beschouwen blijkt toch te raken, waardoor het denken moeilijker wordt.
Mens en gemeenschap
20/12/14 17:19
Hier kun je alvast het document - mens en gemeenschap - vinden waarop de inhoud van deze avond is gebaseerd. Ons gemeenschappelijk denken is hier nog niet in verwerkt.