Levenskunst
Over geweld
15/03/22 14:29
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen, geweld is een lastig thema in de filosofie. Even op kleine schaal: ik ben gewelddadig zodra ik - bewust of onbewust - een ander mens in zijn haar mens-zijn beperk. Ik hoef dat niet te beperken tot mens-zijn, dat geldt wellicht voor alles wat bestaat. Tegelijkertijd ontstaat dan ook de vraag, hoe te reageren op dat geweld. Kant vond dat de Franse burgers onrecht werd aangedaan, ze werden onderdrukt, ze hadden geen vrijheid van spreken en namen geen deel aan het besturen van zichzelf. Hij vond het dus gerechtvaardigd dat ze voor zichzelf op kwamen. Hij zag ook dat dit niet geweldloos kon, ze hadden letterlijk geen recht van spreken en wat doe je dan? Wanneer is geweld gerechtvaardigd en wanneer niet (meer)?
Maar even terug naar de kleine schaal, even zoals Levinas dat beziet, tussen mensen: De ander gaat mij (als ik hem ervaar) te buiten. Ik kan hem niet vatten noch in handelen noch in denken. Iedere poging hiertoe vernietigt de ander, doet de ander geweld aan. Hij zegt dat we de ander niet kunnen kennen, niet kunnen weten wie die ander is. Hoewel ik met Frank samenleef, en zelfs getrouwd ben, ik ken hem niet, en zodra ik zeg “Frank is … “ en ik vul iets in op die puntjes, doe ik hem geweld aan, ik doe hem te kort. Want hij is meer dan dat, ik kan hem verkeerd begrijpen, en ga zo maar door. Dat dit ernstig mis kan gaan toont menig relatie, zeker zodra iemand wil dat de ander verandert, of geen oog heeft voor wie die ander is zoals die is, met alles wat we fijn en niet vinden.
Bij Verhoeven zien we iets soort gelijkt terug, bij hem gaat het echter niet alleen om de mens, maar om alles wat is. Verhoeven ziet zich dan ook min of meer genoodzaakt om zich te blijven verwonderen. Hij bedenk zich namelijk dat zelfs het denken gewelddadig kan zijn. Waneer we ergens betekenis aan geven en uit het oog verliezen dat het ook iets anders kan zijn, doen we dat iets al geweld aan. En dus probeert Verhoeven zelfs het betekenis geven op te schorten. Hij wil zich blijven verwonderen.
Het ongemak wordt al duidelijk, het concept is eigenlijk zelf een vorm van geweld: op deze manier kan niemand dan bestaan, zonder gewelddadig te zijn. Het brood dat we eten vraagt erom het graan geweld aan te doen. Eerst om het te oogsten en dan om het tussen de stenen te vermalen. En laten we wel weten: als dat niet gewelddadig is. We ontnemen het graan de mogelijkheid om dat te doen wat graan goed kan, namelijk vrucht dragen. Maar ja, als we dat goed bekijken, dan zal ook daarvoor het graan zelf moeten sterven. Nu is wellicht sterven iets anders dan geweld, dat is namelijk een ander beperken, stoppen of remmen. Graan kan ook heel goed brood worden, dus daarmee creëren we voor het graan ook een kans. Maar ja, wat is het summum van het graan?
Met dit summum komen we bij Aristoteles uit. Hij zocht naar dat wat het optimale is voor het iets in een specifieke omgeving: voor het graan, voor de mens, voor de molenstenen, voor de bakker, voor de molenaar, voor de boer, voor het land, en ga zo maar door. Het interessante is dan dat je dan anders naar dat graan gaat kijken, namelijk naar zijn context. Als we alle graan omzetten in brood, kunnen we nooit meer graan krijgen, als we geen graan omzetten in brood en alles uitzaaien, krijgen we een aardbol vol met graanvelden en honger. Aristoteles zocht dus naar het juiste midden. We zijn dus altijd een beetje gewelddadig, maar het liefst zo min mogelijk. Te veel brood is gewelddadig, te weinig brood ook. Als je het goed doen, dan blijft alles zo dicht mogelijk bij het optimale en is het geweld het kleinst.
Ook Verhoeven zocht naar een werkbaardere omschrijving. En in deze omschrijving houdt hij het bij zichzelf: Geweld is alles wat groter is dan ik ben. Persoonlijk vind ik deze omschrijving erg leuk, er zijn namelijk twee kanten: degene die iets ondergaat en het gene dat erop in werkt. Door zelf weerbaarder te worden, kan iemand meer geweld verdragen. Ik zie hier wel een raar kantje aan zitten: om weerbaarder te worden is geweld nodig, zei het in de juiste dosering. Zodra ik er aan ten onder ga, was het geweld te groot. Op deze manier is het te begrijpen dat mensen een trauma kunnen ervaren als groei en als het vergroten van het incasseringsvermogen. Nietzsche zei al zoiets als dat wat mij niet dood maakt me sterker. Persoonlijk zie ik tegenslagen in een soortgelijk perspectief, namelijk als wat kan ik dragen.
Geweld als het aan banden leggen van de ander, ook dat doen we zodra we leven. Ik leidt hier een gesprek en als ik dat goed doe, dan zal niemand dat als onplezierig ervaren, en ik hoop al helemaal dat ik niet als geweldig wordt ervaren. Ik heb immers ook de taak om Filos als filosofisch cafe te laten bestaan. Toch ben ik mij bewust van het geweld dat hierin kan ontstaan. Canetti beschrijft eenzelfde proces, namelijk het theater. In het theater worden wij als toeschouwer gebonden in de beperkte ruimte van stoelen en paden. Uiteindelijk kunnen we alleen maar onze mond en onze handen gebruiken. Hoe lastig dit is, was zichtbaar in Grand Gala du Kwek, waarin de beperkte beweegruimte en dus handelingsruimte van de bezoekers - het dansen en feestvieren aan banden legde. Dat dit soms ook echt nodig is, tonen de drama’s die in voetbalstadia hebben plaatsgevonden, waardoor daar nu niet alleen maar stoeltjes zijn, maar ook heel veel hekken om ten minste vier partijen van elkaar te scheiden, waarbij er twee openlijk met elkaar de strijd aan gaan.
Arendt plaatst geweld in het licht van macht, waarbij ik eerst even moet toelichten wat zij onder macht verstaat. Macht komt overeen met het menselijk vermogen niet slechts te handelen, maar in eensgezindheid te handelen. Macht is nooit de eigenschap van een individu; het behoort aan een groep, en blijft slechts bestaan zolang de groep bij elkaar blijft. En geweld ziet zij als middel. Er is gemeenschappelijke macht, waarbij mensen instemmen, maar die instemming kan ook via geweld worden afgedwongen. Het grootste geweld is volgens Arendt dus ook allen tegen één.
In het politieke gebruiken we - zeker in een democratie - het spreken, soms in de vorm van gemeenschappelijke nadenken, soms in de vorm van overtuigen, soms in de vorm overreding. Arendt denkt daar aldus over: "Overreding is niet het tegenovergestelde van heerschappij door geweld, het is er enkel een vorm van.” Arendt is voor de gemeenschappelijke macht, waarbij ieder deelneemt en weet wat er speelt. Er wordt wel gezegd dat in een oorlog het eerste slachtoffer de waarheid is, en dat is volgens Arendt ook een van de eerste gewelddadigheden omdat een ieder de kans ontnomen wordt om zelf te denken. Even een kleine kanttekening: waarheid is een bijzonder ingewikkeld iets, maar ik bedoel hier: dat wat het geval is, iets feitelijks, en dus niet een persoonlijke betekenis die iemand geeft aan dat wat het geval is of een persoonlijke mening van iemand of iemand dat goed, fout, juist, leuk of wat dan ook vindt noch welk wordt ervoor wordt gebruikt om dat wat het geval is te beschrijven.
Even terug naar het gewelddadige van de leugen: Met het verkondigen van een leugen (en dat betekent dat je weet dat je dat wat het geval is verzwijgt, ontkent, of negeert) ontneem je elke andere - en wellicht ook jezelf - om zich een beeld te vormen van dat wat het geval is en dus ook om daar een positie over in te nemen. De leugen is dus voor alles en iedereen gewelddadig.
Toch kan een samenleving niet zonder geweld, mensen houden zich nu eenmaal niet aan de gemaakte afspraken, en daar moet je als samenleving toch wat mee: zoals tijdelijke opsluiting in een daartoe erkende instelling. Maar ook de opsluiting van onze kinderen, wat we school noemen, achtteen we een correcte vorm van geweld, en ouders van kinderen die geen onderwijs volgen zijn strafbaar, omdat we vinden dat ze hun kinderen geweld aan doen als ze hun kinderen onderwijs onthouden. Dergelijk geweld is oké maar "Zodra je geweld gaat gebruiken voor politieke doeleinden, vernietig je de politiek ... alleen de staat moet het monopolie hebben op het legitieme gebruik van geweld" (pag. 134), zo schrijft Savator.
En dan zijn we weer terug bij Kant, wat als dat geweld van de staat onrechtvaardig is? Wat rest je dan? Arendt ziet een mogelijkheid in burgerlijke ongehoorzaamheid, de bekendste vorm hiervan is staken. En de manier waarop je dat vorm mag geven is in de wet vastgelegd en kan door een rechter getoetst worden. Maar wat als dat niet werkt en het onrecht te groot wordt… Wat rest ons dan?
Maar even terug naar de kleine schaal, even zoals Levinas dat beziet, tussen mensen: De ander gaat mij (als ik hem ervaar) te buiten. Ik kan hem niet vatten noch in handelen noch in denken. Iedere poging hiertoe vernietigt de ander, doet de ander geweld aan. Hij zegt dat we de ander niet kunnen kennen, niet kunnen weten wie die ander is. Hoewel ik met Frank samenleef, en zelfs getrouwd ben, ik ken hem niet, en zodra ik zeg “Frank is … “ en ik vul iets in op die puntjes, doe ik hem geweld aan, ik doe hem te kort. Want hij is meer dan dat, ik kan hem verkeerd begrijpen, en ga zo maar door. Dat dit ernstig mis kan gaan toont menig relatie, zeker zodra iemand wil dat de ander verandert, of geen oog heeft voor wie die ander is zoals die is, met alles wat we fijn en niet vinden.
Bij Verhoeven zien we iets soort gelijkt terug, bij hem gaat het echter niet alleen om de mens, maar om alles wat is. Verhoeven ziet zich dan ook min of meer genoodzaakt om zich te blijven verwonderen. Hij bedenk zich namelijk dat zelfs het denken gewelddadig kan zijn. Waneer we ergens betekenis aan geven en uit het oog verliezen dat het ook iets anders kan zijn, doen we dat iets al geweld aan. En dus probeert Verhoeven zelfs het betekenis geven op te schorten. Hij wil zich blijven verwonderen.
Het ongemak wordt al duidelijk, het concept is eigenlijk zelf een vorm van geweld: op deze manier kan niemand dan bestaan, zonder gewelddadig te zijn. Het brood dat we eten vraagt erom het graan geweld aan te doen. Eerst om het te oogsten en dan om het tussen de stenen te vermalen. En laten we wel weten: als dat niet gewelddadig is. We ontnemen het graan de mogelijkheid om dat te doen wat graan goed kan, namelijk vrucht dragen. Maar ja, als we dat goed bekijken, dan zal ook daarvoor het graan zelf moeten sterven. Nu is wellicht sterven iets anders dan geweld, dat is namelijk een ander beperken, stoppen of remmen. Graan kan ook heel goed brood worden, dus daarmee creëren we voor het graan ook een kans. Maar ja, wat is het summum van het graan?
Met dit summum komen we bij Aristoteles uit. Hij zocht naar dat wat het optimale is voor het iets in een specifieke omgeving: voor het graan, voor de mens, voor de molenstenen, voor de bakker, voor de molenaar, voor de boer, voor het land, en ga zo maar door. Het interessante is dan dat je dan anders naar dat graan gaat kijken, namelijk naar zijn context. Als we alle graan omzetten in brood, kunnen we nooit meer graan krijgen, als we geen graan omzetten in brood en alles uitzaaien, krijgen we een aardbol vol met graanvelden en honger. Aristoteles zocht dus naar het juiste midden. We zijn dus altijd een beetje gewelddadig, maar het liefst zo min mogelijk. Te veel brood is gewelddadig, te weinig brood ook. Als je het goed doen, dan blijft alles zo dicht mogelijk bij het optimale en is het geweld het kleinst.
Ook Verhoeven zocht naar een werkbaardere omschrijving. En in deze omschrijving houdt hij het bij zichzelf: Geweld is alles wat groter is dan ik ben. Persoonlijk vind ik deze omschrijving erg leuk, er zijn namelijk twee kanten: degene die iets ondergaat en het gene dat erop in werkt. Door zelf weerbaarder te worden, kan iemand meer geweld verdragen. Ik zie hier wel een raar kantje aan zitten: om weerbaarder te worden is geweld nodig, zei het in de juiste dosering. Zodra ik er aan ten onder ga, was het geweld te groot. Op deze manier is het te begrijpen dat mensen een trauma kunnen ervaren als groei en als het vergroten van het incasseringsvermogen. Nietzsche zei al zoiets als dat wat mij niet dood maakt me sterker. Persoonlijk zie ik tegenslagen in een soortgelijk perspectief, namelijk als wat kan ik dragen.
Geweld als het aan banden leggen van de ander, ook dat doen we zodra we leven. Ik leidt hier een gesprek en als ik dat goed doe, dan zal niemand dat als onplezierig ervaren, en ik hoop al helemaal dat ik niet als geweldig wordt ervaren. Ik heb immers ook de taak om Filos als filosofisch cafe te laten bestaan. Toch ben ik mij bewust van het geweld dat hierin kan ontstaan. Canetti beschrijft eenzelfde proces, namelijk het theater. In het theater worden wij als toeschouwer gebonden in de beperkte ruimte van stoelen en paden. Uiteindelijk kunnen we alleen maar onze mond en onze handen gebruiken. Hoe lastig dit is, was zichtbaar in Grand Gala du Kwek, waarin de beperkte beweegruimte en dus handelingsruimte van de bezoekers - het dansen en feestvieren aan banden legde. Dat dit soms ook echt nodig is, tonen de drama’s die in voetbalstadia hebben plaatsgevonden, waardoor daar nu niet alleen maar stoeltjes zijn, maar ook heel veel hekken om ten minste vier partijen van elkaar te scheiden, waarbij er twee openlijk met elkaar de strijd aan gaan.
Arendt plaatst geweld in het licht van macht, waarbij ik eerst even moet toelichten wat zij onder macht verstaat. Macht komt overeen met het menselijk vermogen niet slechts te handelen, maar in eensgezindheid te handelen. Macht is nooit de eigenschap van een individu; het behoort aan een groep, en blijft slechts bestaan zolang de groep bij elkaar blijft. En geweld ziet zij als middel. Er is gemeenschappelijke macht, waarbij mensen instemmen, maar die instemming kan ook via geweld worden afgedwongen. Het grootste geweld is volgens Arendt dus ook allen tegen één.
In het politieke gebruiken we - zeker in een democratie - het spreken, soms in de vorm van gemeenschappelijke nadenken, soms in de vorm van overtuigen, soms in de vorm overreding. Arendt denkt daar aldus over: "Overreding is niet het tegenovergestelde van heerschappij door geweld, het is er enkel een vorm van.” Arendt is voor de gemeenschappelijke macht, waarbij ieder deelneemt en weet wat er speelt. Er wordt wel gezegd dat in een oorlog het eerste slachtoffer de waarheid is, en dat is volgens Arendt ook een van de eerste gewelddadigheden omdat een ieder de kans ontnomen wordt om zelf te denken. Even een kleine kanttekening: waarheid is een bijzonder ingewikkeld iets, maar ik bedoel hier: dat wat het geval is, iets feitelijks, en dus niet een persoonlijke betekenis die iemand geeft aan dat wat het geval is of een persoonlijke mening van iemand of iemand dat goed, fout, juist, leuk of wat dan ook vindt noch welk wordt ervoor wordt gebruikt om dat wat het geval is te beschrijven.
Even terug naar het gewelddadige van de leugen: Met het verkondigen van een leugen (en dat betekent dat je weet dat je dat wat het geval is verzwijgt, ontkent, of negeert) ontneem je elke andere - en wellicht ook jezelf - om zich een beeld te vormen van dat wat het geval is en dus ook om daar een positie over in te nemen. De leugen is dus voor alles en iedereen gewelddadig.
Toch kan een samenleving niet zonder geweld, mensen houden zich nu eenmaal niet aan de gemaakte afspraken, en daar moet je als samenleving toch wat mee: zoals tijdelijke opsluiting in een daartoe erkende instelling. Maar ook de opsluiting van onze kinderen, wat we school noemen, achtteen we een correcte vorm van geweld, en ouders van kinderen die geen onderwijs volgen zijn strafbaar, omdat we vinden dat ze hun kinderen geweld aan doen als ze hun kinderen onderwijs onthouden. Dergelijk geweld is oké maar "Zodra je geweld gaat gebruiken voor politieke doeleinden, vernietig je de politiek ... alleen de staat moet het monopolie hebben op het legitieme gebruik van geweld" (pag. 134), zo schrijft Savator.
En dan zijn we weer terug bij Kant, wat als dat geweld van de staat onrechtvaardig is? Wat rest je dan? Arendt ziet een mogelijkheid in burgerlijke ongehoorzaamheid, de bekendste vorm hiervan is staken. En de manier waarop je dat vorm mag geven is in de wet vastgelegd en kan door een rechter getoetst worden. Maar wat als dat niet werkt en het onrecht te groot wordt… Wat rest ons dan?
Comments
Werkelijk leven is ontmoeten
14/07/14 23:22
Deze eerste filos in het park van 2014 werd opgeluisterd door Eric Alink van het Brabants Dagblad (http://www.bd.nl/regio/den-bosch-en-omgeving/s-hertogenbosch/zomerserie-het-park-denkcafé-in-zuiderpark-den-bosch-1.4462613). De stelling die we deze avond als onderwerp gekozen hebben is ‘Al het werkelijk leven is ontmoeten’. Dit onderwerp werd gekozen uit de volgende ingebrachte stellingen en vragen:
Het nut/noodzaak van herinneringen - wat betekenen herinneringen? Welke herinnering zou je kiezen als je één herinnering mee mag nemen in je graf?
Is het leven echt een ernstige ziekte die leidt tot de dood? (naar aanleiding van Joep Dohmen’s Levenskunst)
Wat is de betekenis van film en literatuur?
Hermeneutische Filosofie (Paul van Tongeren)
De verschillende gezichten van de dood; door de ogen van de sterfende en door de ogen van de nabestaanden.
Wat wordt er bedoeld met ‘intuïtie’ zoals Bergson dit gebruikt?
Al het werkelijk leven is ontmoeten.
Als eerste komt de vraag op wat ontmoeten eigenlijk is, ontmoeten als menselijke activiteit.
Het is als mens mogelijk om een andere mens te ontmoeten, maar kun je als mens ook dieren of zelfs bomen, planten of levenloze dingen kunt ontmoeten? Kun je ook iets denkbeeldige ontmoeten, zoals karakters in een boek?
Ook zien we een verschil tussen de ander waarnemen en de ander ontmoeten, maar waar de waarneming over gaat in de ontmoeting is niet zo makkelijk aan te wijzen. Bij ontmoeten komen woorden zoals wederkerig(heid), uitwisseling en interactie boven drijven. Bij waarnemen lijken uitwisseling en interactie zee niet zo aanwezig, maar wat als je elkaar waarneemt, dan is het toch op z’n minst wederkerig.
Ontmoeten moet niet alleen onderscheiden worden waarnemen, maar is ook te onderscheiden van ‘geraakt worden’. Hoewel je als mens natuurlijk wel geraakt kunt worden door een specifieke ontmoeting. Er zijn heel wat menselijke ervaringen die samen kunnen gaan met ‘ontmoeten’ maar die ook zonder een ontmoeting kunnen plaatsvinden, en dat geldt zeker voor geraakt worden. Moet ontmoeten ook onderscheiden worden van tegenkomen? Kunnen we iets met de Duitse equivalent ‘zu begegnen’ of het het Franse ‘Rencontrer’? Wat zegt de Entymologie ons?
Kunnen we iets met het gedachtengoed van Martin Buber?
Martin Buber maakt een onderscheid tussen ik-jij en ik-het. Hij noemt dat grondwoorden. Beide zijn vormen van menselijke omgang met de ander / het andere. De grondwoorden of misschien wel grondhouding verandert niet alleen de ander van jij naar het en weer terug, maar ook het ik. Ik-jij is grenzeloos, ik-het wordt begrenst door andere ‘hetten’. Wellicht is het verschil nog wel het mooiste te duiden als een ik dat in ik-jij staat voor ik-ben en een ik dat in ik-het staat voor zo-ben-ik. Ik de ik-het relatie wordt geobjectiveerd, nagedacht over doelstellingen en de inhoud en vorm van de relatie. Ik de ik-jij staan beide als het ware naakt voor elkaar, zonder verdere gedachten over, maar wel gedachten met elkaar. En zodra je dan over zo’n relatie gaat nadenken dan wordt de houding direct een ik-het relatie. Hier hangt geen waarde oordeel aan, dus voor Buber zijn ze allebei deel aan het menselijk bestaan, terwijl we wellicht de ik-jij relatie onder de noemer van ontmoeten kunnen plaatsen en de ik-het relatie niet.
Aristoteles beschrijft drie soorten vriendschap; vriendschap om de persoon, vriendschap om het nut (door de vriendschap kunnen persoonlijke doelen gerealiseerd worden) en vriendschap om het genot (zoals lust en plezier). Vaak is het moeilijk om te duiden wanneer de ene vorm in de ander over gaat en zeker op het moment van het samen zijn is het zeker niet zo makkelijk te duiden. In welke van deze drie treedt de ontmoeting op? Of kun je daar niet zo over nadenken?
In ons spreken over ontmoetingen lijken ontmoetingen positieve en goede ervaringen. Wanneer we echter naar ontmoetingen kijken, dan is dat zeker niet altijd het geval. Veel ontmoetingen zijn helemaal niet positief. Naast de mooie ontmoetingen staan zeker zoveel niet-mooie ontmoetingen, de menselijke ervaringen waar we niet met een goed gevoel op terugkijken. Kun je dan zeggen dat je van ontmoetingen wijzer wordt? Dat je er van kunt/moet leren?
Het blijft toch een beetje zoeken naar wat een ontmoeting eigenlijk is. Kan Spinoza ons wellicht helpen? Spinoza spreekt van aandoeningen, de mens wordt geraakt door zijn omgeving en dit raken leidt tot welbevinden of tot een gevoel van ongemak. De mens zal dan zijn best doen om zijn welbevinden te vergroten en zijn ongemak te verkleinen. Een ontmoeting is dan een specifieke aandoening waar een andere mens (menselijke ervaring) mee gemoeid is.
Gaat ontmoeten dan over aanwezig zijn, over ervaren van het moment, in het hier en nu zijn? Gaat het om geraakt worden (zowel positief als negatief) En dat alles moet dan in relatie staan tot andere mensen die dat een gelijksoortige ervaring hebben? Er zijn - niet afdwalen - lijkt dan voorwaarde voor het ontmoeten van een ander. Maar kun je dan zeggen dat je de rest van de tijd niet-werkelijk-bent? of niet-werkelijk-leeft? Het is toch wel lastig om een menselijke bestaansvorm - die veel voorkomt - als niet-echt-leven van de hand te wijzen. Ontmoeten wordt dan een levens-zin een ‘noodzaak’ voor het goede leven. Dit kan wellicht wel persoonlijk, maar kun je hier een algemeen geldend principe van maken? Wie heeft die macht tot definiëren van de juiste levensopdracht? Je kunt net zo makkelijk zeggen dat het leven überhaupt geen zin heeft en dat dit een individuele opgave is om er zin van te maken, maar net zo goed om er voor te ‘kiezen’ dat er geen zin is.
Misschien gaan ontmoetingen wel over culturen heen. De ontmoeting met dat wat bekend is (binnen de eigen sub-cultuur) is niet te vergelijken met de ontmoeting met het onbekende. De ontmoeting met andere culturen, en dan niet alleen in andere landen maar ook in met andere sub-culteren in de stad en buurt waar je woont. De ontmoeting met de vreemdeling (dat wat vreemd is) en zo te leren kennen wat voor de ander van waarde is, waardoor wederzijds begrip ontstaat. Een stad of land bestaat uit heel wat verschillende subculturen. Misschien bestaat het werkelijke leven er wel uit om deze vreemde wereld te leren kennen, waarbij het misschien niet direct om begrijpen draait maar wel om het respecteren van andere en wezensvreemde ideeën. Kan er sprake zijn van een ontmoeting als de leefwereld van de ander zo anders is als de eigen wereld? Dat is een vraag waarvan het antwoord misschien wel onbekend blijft, maar het lijkt ons wel een vorm van werkelijk in het leven staan.
Het nut/noodzaak van herinneringen - wat betekenen herinneringen? Welke herinnering zou je kiezen als je één herinnering mee mag nemen in je graf?
Is het leven echt een ernstige ziekte die leidt tot de dood? (naar aanleiding van Joep Dohmen’s Levenskunst)
Wat is de betekenis van film en literatuur?
Hermeneutische Filosofie (Paul van Tongeren)
De verschillende gezichten van de dood; door de ogen van de sterfende en door de ogen van de nabestaanden.
Wat wordt er bedoeld met ‘intuïtie’ zoals Bergson dit gebruikt?
Al het werkelijk leven is ontmoeten.
Als eerste komt de vraag op wat ontmoeten eigenlijk is, ontmoeten als menselijke activiteit.
Het is als mens mogelijk om een andere mens te ontmoeten, maar kun je als mens ook dieren of zelfs bomen, planten of levenloze dingen kunt ontmoeten? Kun je ook iets denkbeeldige ontmoeten, zoals karakters in een boek?
Ook zien we een verschil tussen de ander waarnemen en de ander ontmoeten, maar waar de waarneming over gaat in de ontmoeting is niet zo makkelijk aan te wijzen. Bij ontmoeten komen woorden zoals wederkerig(heid), uitwisseling en interactie boven drijven. Bij waarnemen lijken uitwisseling en interactie zee niet zo aanwezig, maar wat als je elkaar waarneemt, dan is het toch op z’n minst wederkerig.
Ontmoeten moet niet alleen onderscheiden worden waarnemen, maar is ook te onderscheiden van ‘geraakt worden’. Hoewel je als mens natuurlijk wel geraakt kunt worden door een specifieke ontmoeting. Er zijn heel wat menselijke ervaringen die samen kunnen gaan met ‘ontmoeten’ maar die ook zonder een ontmoeting kunnen plaatsvinden, en dat geldt zeker voor geraakt worden. Moet ontmoeten ook onderscheiden worden van tegenkomen? Kunnen we iets met de Duitse equivalent ‘zu begegnen’ of het het Franse ‘Rencontrer’? Wat zegt de Entymologie ons?
Kunnen we iets met het gedachtengoed van Martin Buber?
Martin Buber maakt een onderscheid tussen ik-jij en ik-het. Hij noemt dat grondwoorden. Beide zijn vormen van menselijke omgang met de ander / het andere. De grondwoorden of misschien wel grondhouding verandert niet alleen de ander van jij naar het en weer terug, maar ook het ik. Ik-jij is grenzeloos, ik-het wordt begrenst door andere ‘hetten’. Wellicht is het verschil nog wel het mooiste te duiden als een ik dat in ik-jij staat voor ik-ben en een ik dat in ik-het staat voor zo-ben-ik. Ik de ik-het relatie wordt geobjectiveerd, nagedacht over doelstellingen en de inhoud en vorm van de relatie. Ik de ik-jij staan beide als het ware naakt voor elkaar, zonder verdere gedachten over, maar wel gedachten met elkaar. En zodra je dan over zo’n relatie gaat nadenken dan wordt de houding direct een ik-het relatie. Hier hangt geen waarde oordeel aan, dus voor Buber zijn ze allebei deel aan het menselijk bestaan, terwijl we wellicht de ik-jij relatie onder de noemer van ontmoeten kunnen plaatsen en de ik-het relatie niet.
Aristoteles beschrijft drie soorten vriendschap; vriendschap om de persoon, vriendschap om het nut (door de vriendschap kunnen persoonlijke doelen gerealiseerd worden) en vriendschap om het genot (zoals lust en plezier). Vaak is het moeilijk om te duiden wanneer de ene vorm in de ander over gaat en zeker op het moment van het samen zijn is het zeker niet zo makkelijk te duiden. In welke van deze drie treedt de ontmoeting op? Of kun je daar niet zo over nadenken?
In ons spreken over ontmoetingen lijken ontmoetingen positieve en goede ervaringen. Wanneer we echter naar ontmoetingen kijken, dan is dat zeker niet altijd het geval. Veel ontmoetingen zijn helemaal niet positief. Naast de mooie ontmoetingen staan zeker zoveel niet-mooie ontmoetingen, de menselijke ervaringen waar we niet met een goed gevoel op terugkijken. Kun je dan zeggen dat je van ontmoetingen wijzer wordt? Dat je er van kunt/moet leren?
Het blijft toch een beetje zoeken naar wat een ontmoeting eigenlijk is. Kan Spinoza ons wellicht helpen? Spinoza spreekt van aandoeningen, de mens wordt geraakt door zijn omgeving en dit raken leidt tot welbevinden of tot een gevoel van ongemak. De mens zal dan zijn best doen om zijn welbevinden te vergroten en zijn ongemak te verkleinen. Een ontmoeting is dan een specifieke aandoening waar een andere mens (menselijke ervaring) mee gemoeid is.
Gaat ontmoeten dan over aanwezig zijn, over ervaren van het moment, in het hier en nu zijn? Gaat het om geraakt worden (zowel positief als negatief) En dat alles moet dan in relatie staan tot andere mensen die dat een gelijksoortige ervaring hebben? Er zijn - niet afdwalen - lijkt dan voorwaarde voor het ontmoeten van een ander. Maar kun je dan zeggen dat je de rest van de tijd niet-werkelijk-bent? of niet-werkelijk-leeft? Het is toch wel lastig om een menselijke bestaansvorm - die veel voorkomt - als niet-echt-leven van de hand te wijzen. Ontmoeten wordt dan een levens-zin een ‘noodzaak’ voor het goede leven. Dit kan wellicht wel persoonlijk, maar kun je hier een algemeen geldend principe van maken? Wie heeft die macht tot definiëren van de juiste levensopdracht? Je kunt net zo makkelijk zeggen dat het leven überhaupt geen zin heeft en dat dit een individuele opgave is om er zin van te maken, maar net zo goed om er voor te ‘kiezen’ dat er geen zin is.
Misschien gaan ontmoetingen wel over culturen heen. De ontmoeting met dat wat bekend is (binnen de eigen sub-cultuur) is niet te vergelijken met de ontmoeting met het onbekende. De ontmoeting met andere culturen, en dan niet alleen in andere landen maar ook in met andere sub-culteren in de stad en buurt waar je woont. De ontmoeting met de vreemdeling (dat wat vreemd is) en zo te leren kennen wat voor de ander van waarde is, waardoor wederzijds begrip ontstaat. Een stad of land bestaat uit heel wat verschillende subculturen. Misschien bestaat het werkelijke leven er wel uit om deze vreemde wereld te leren kennen, waarbij het misschien niet direct om begrijpen draait maar wel om het respecteren van andere en wezensvreemde ideeën. Kan er sprake zijn van een ontmoeting als de leefwereld van de ander zo anders is als de eigen wereld? Dat is een vraag waarvan het antwoord misschien wel onbekend blijft, maar het lijkt ons wel een vorm van werkelijk in het leven staan.
Nihilisme
02/06/14 23:43
De onderwerpen die ter tafel zijn gekomen en waaruit we het onderwerp voor deze avond gekozen hebben, zijn de volgende:
Nihilisme als poort naar de vrijheid
Democratie
Spinoza was zijn tijd ver vooruit - inleiding in zijn denken
Is empathie een (filosofische) deugd
Is er een link tussen filosofie en psychiatrie - bv. is een stoïcijnse levenskunst heilzame bij specifieke psychiatrische aandoeningen?
Filosofische perspectieven op euthanasie bij psychiatrische patiënten.
We hebben gekozen voor “Nihilisme als poort naar de vrijheid”
Nihilisme beschouwen we o.a. in het perspectief van deugdenleer: Komt de deugd van God of van onszelf? Wat wil het zeggen als Nietzsche zegt “god is dood”?
Een korte introductie:
Nihilisme … het begin van de vrijheid???
Als goed niet bestaat, is alles toegestaan, zo vreesde de 19e-eeuwse schrijver Dostojevski.
Het nihilisme betekent niet het einde, maar juist het begin van de echte moraal, aldus Nietzsche.
Hebben we een opperwezen nodig dat garant staat voor onze moraal? Wie zegt ons dan wat goed en wat kwaad is? Vinden we voldoende houvast bij onszelf of vindt iedereen zijn/haar eigen houvast uit? Kunnen we dan nog spreken over gezamenlijke waarden en normen? Of leidt dit tot groter individualisme en verval? (geen waarden meer, geen betekenis, niets=nihil)
Of bestaat er niet alleen pessimistische kant, zoals hierboven is weergegeven, maar ook een optimistische. Als de hogere waarden niet van een opperwezen komen dan moeten we die zelf uitvinden en ligt daar niet een geweldige uitdaging? En in hoeverre kunnen we daarin slagen? Of lukt het de mensheid niet om tot een hogere waarheid te komen en gezamenlijke waarden en normen, die door de hele mensheid zullen worden omarmd? Hoe ziet onze toekomst - in dit verlengde - eruit?
Er komen al meteen een heleboel vragen ter tafel:
Komen de deugden eigenlijk wel van God of zijn ze toch van onszelf (en hebben ze wellicht in het verleden een goddelijke oorsprong toegewezen gekregen)?
Hebben waarden een eeuwige waarde? Bestaat er wel zoiets als een natuurrecht? Zijn waarden (niet) afhankelijk van het moment en dus cultuurafhankelijk?
Is het de religie die mensen in toom houdt? of is het religieuze (slechts) een hulpmiddel?
Kunnen waarden botsen, zelfs als van besloten liggen binnen een religie? Religies botsen ook. Het lijkt er toch wel op dat ook waarden binnen één religie kunnen botsen, hoe kan het anders dat mensen met een geloof dat draait om naastenliefde en waarin geldt ‘gij zult niet doden’ komen tot het doden van de ander uit naam van datzelfde geloof?
Is er een essentieel verschil tussen: god leidt (religie) de mens leidt (humanisme)?
Het grote voordeel van de religie (het aanhangen van een geloof) is dat je als individuele mens niet zelf - inhoudelijk - hoeft na te denken over het goede (en het kwade). Goed en kwaad zijn als het ware verankerd in de inhoud van het geloof. De regels betreffende wat te doen (en wat te laten) liggen vast en worden in de traditie overgeleverd. Het grote nadeel hiervan is dat je er niet zelf over mag nadenken. Andere gedachten en ideeën worden niet geapprecieerd. Hierdoor kunnen eenvoudig schuldgevoelens of boosheid ontstaan bij persoonlijke dilemma’s of conflicterende waarden. Doordat het in het systeem verankerd ligt, is kritiek ook niet mogelijk; het is niet mogelijk om met het systeem in gesprek te gaan.
Stelling: Zonder religieuze waarden is het leven hopeloos.
Het zijn niet zo zeer de waarden - die betrekking hebben op goed en fout (morele vraagstukken) - die bepalen of het leven hopeloos is, maar wel het antwoord op de vraag ‘waartoe zijt gij op aard?’. In heel wat religies en levensovertuigingen ligt een antwoord besloten op de vraag wat de zin van het leven is. Het vinden van levenszin - zin in het leven - is een persoonlijke opgave wanneer het antwoord niet besloten ligt in een (religieuze) traditie. Het feit dat mensen hier zelf antwoord op moeten vinden, maakt het leven zelf nog niet hopeloos, hoewel dit wel zo ervaren zou kunnen worden door mensen, juist op moment dat ze met de vraag naar de zin van het leven geconfronteerd worden.
Toch blijft de vraag bestaan of een antwoord naar de zin van het leven zonder ‘ultiem’ doel eigenlijk wel kan. Kun je levenszin vinden in ‘Darwin’, wetenschap, hedonisme, etc. en verwordt levenszin dan tot iets wat volstrekt willekeurig is, waardoor het elke waarde (waarheid) verliest?
Ligt het antwoord op de vraag ‘wat is de zin van het leven’ de opvoeding en de verwachtingen die we in onze jeugd mee-krijgen.En ben je als mens in staat om boven die verwachtingen en opvoeding uit te stijgen? Alice Miller onderzoekt in haar werk hoe kinderen zichzelf verliezen in de verwachtingen van de ouders en hier als het ware getraumatiseerd uit komen. Is het zoeken naar de eigen levenszin dan niet een illusie?
Kun je door een slechte jeugd afgesneden worden van levenszin? Deze vraag roept een polarisering op: de mens is zelfverantwoordelijk en kan zelfs zijn eigen geschiedenis - bijv. door herinterpretatie - zelf schrijven (de pragmatisten) komt tegenover het uitgangspunt te staan dat de mens getekend wordt door opvoeding, verwachtingen en onderwijs en dat het zo goed als onmogelijk is om zich daaraan te onttrekken (als het blad eenmaal beschreven is, dan kun je het niet meer uitgummen). Ook komt de vraag naar nature en nurture om de hoek kijken. Is de manier van omgaan met de vraag ‘wat is de zin van het leven’ en het geven van levenszin iets wat in de genen zit, kan de ene mens wel levenszin geven en de andere mens niet, of geeft de ene makkelijker zin dan de ander?
zowel nature versus nuture als pragmatisme versus het beschreven blad, plaatsen de vraag omtrent de zin van het leven (en waar komt het antwoord vandaan) in een zoektocht die ‘buiten’ de individuele mens lijkt te liggen. Wanneer je als mens getekend wordt door opvoeding en verwachtingen, wordt dan de leefomgeving van het kind niet erg dominant en krijgt deze niet een hoge mate van verantwoordelijkheid? Maar ook ‘is niet iedere mens dan per definitie slachtoffer van zijn jeugd (ook als deze goed uit valt) en valt niets tot de volwassen mens te herleiden? Welke morele verplichtingen roept dat op? En leidt dat niet tot nieuwe (traumatische) ervaringen?
En als je wel zelf het heft in eigen hand kunt nemen? Kan iedereen dat of moet dat weer geleerd worden? Maar als het geleerd moet worden, dan is het toch weer afhankelijk van dat wat we in opvoeding en onderwijs geleerd worden.
Als het nature is (in tegenstelling tot nurture) dan heeft een individuele mens gewoon pech of geluk (allebei dat gaat niet). Maar dan hoeven we niets te doen en is er ook geen morele verplichting tot zorg, hoogstens bijstand bij de ongelukkigen.
Deze gedachten gelden overigens net zo goed over de omgang met waarden en levenszin vanuit een religie of traditie. Misschien levert dit voor een andere groep mensen ‘problemen’ op, maar de vraagstukken blijven bestaan. Het valt helaas niet te onderzoeken wat oorzaak en gevolg is, er zijn simpelweg te veel variabelen en de polarisatie an zich levert niet veel op. Het is hoogstens interessant om door te vragen ‘als dat waar is, wat betekent dat dan voor onze opvoeding, onderwijs en omgang met elkaar en met onze kinderen (ethiek)?
Een gevleugelde uitspraak is “het leven is wat je er zelf van maakt”. Is deze uitspraak uit wanhoop gedreven of vanuit vreugde? Beide is mogelijk. Maar kun je ook de positie innemen ‘ik maak er niets van en neem het zoals het op mij af komt’? Als je de zin niet krijgt vanuit een traditie, ben je dan als mens verplicht om zelf zingevend bezig te zijn? In ieder geval lijkt hier een waarde uit voort te vloeien nl. dat iedere mens recht heeft op de vrijheid om zelf zin te geven, om zelf waarden toe te kennen aan het leven. Daarmee ligt de waarde voor ‘het respect voor de ander als zingevend en waardegevend wezen’ ingebakken. Toch blijkt dat in de praktijk niet zo te zijn. Heel wat mensen leggen hun eigen waarden en waarden aan de ander op, al of niet uit naam van een religie. We nemen elkaar maar wat graag de maat, al of niet met geweld ondersteund met behulp van bijvoorbeeld een wapen of sociale uitsluiting. De zin, levenszin en waarden van de een matchen niet altijd met die van een ander?
Dit roept de vraag op naar universele waarden? is zoiets mogelijk? Kant heeft daar ook over nagedacht en politiek kennen we de universele rechten van de mens, waarin natuurlijk ook waarden besloten liggen. Maar toch is het wel verwonderlijk, om vanuit een nihilisme op het gebied van waarde en levenszin en dit zelfs als vrijheid te duiden te komen tot een vraag naar universele waarden, met het oog op vrijheid en veiligheid.
Welke mens is heeft de grootste vrijheid? Hij die waarden en levenszin krijgt of hij die ze zelf moet vinden? Het kind dat weet hoe laat het thuis moet zijn (als de lantaarns aangaan) speelt in meer vrijheid dan het kind dat zich steeds afvraagt (en dat gaat controleren) ‘moet ik al naar huis?’. Geeft het hebben van een antwoord op de vraag ‘wat is d zin van het leven / mijn leven?’ meer levensvrijheid dan het regelmatig geconfronteerd worden met de vraag ‘wat is de zin van mijn leven, waar doe ik het allemaal voor?’.
Een belangrijk aspect hierin is het fenomeen ‘angst’. De ene mens ervaart de angst bij de vraag ‘wat is de zin va het leven’, de ander ervaart de angst bij het bevragen van de voorgeschreven ‘regels’. Angst lijkt dan de grond van de ervaren vrijheid; vrijheid als bevrijdt zijn van angst. Is autonomie dan te omschrijven als in vrijheid keuzes maken of als zonder angst keuzes maken? Het is dus moeilijk om te stellen of nihilisme vrijheid oplevert. Het kan net zo goed onvrijheid en angst opleveren.
Maar toch een zekere voorspelbaarheid geeft iedereen een veilig gevoel. Het spelletje in de etnomethodolgie leert dat we het maar wat fijn vinden als iedereen zich aan bepaalde - algemene regels houdt -. Ga maar eens a-typisch reageren op je omgeving, als snel voelt iedereen zich niet meer op zijn gemak. Het feit dat we al een onderscheid kunnen maken tussen typisch reageren en a-typisch reageren zegt al genoeg. De sociale context waarin je van alles deelt lijkt een (menselijke) noodzakelijkheid. Wat blijft er over als deze verdwijnt? Kun je dan als mens nog wel bestaan, leven en zin geven aan het leven? We kennen nog wel het fenomeen kluizenaar, maar dan laten we de hele menselijke context verdwijnen, maar deze wordt niet geëlimineerd, hij blijft op de achtergrond aanwezig en functioneert ook als zodanig. Volgen Hannah Arendt kun je als mens niet bestaan zonder andere mensen, omdat je in je menszijn - door te handelen - bevestigd wordt door de openbaring van je handeling tussen anderen. Bieri lijkt wat meer deze specifieke context te ‘benoemen’ wanneer hij het erover heeft dat in een vacuüm niets te kiezen valt. Maar vrijheid als keuzevrijheid en keuzemogelijkheden roept vragen op omtrent de willekeurigheid, als alles even willekeurig is, dan is het leven dat ook.
Nihilisme als poort naar de vrijheid
Democratie
Spinoza was zijn tijd ver vooruit - inleiding in zijn denken
Is empathie een (filosofische) deugd
Is er een link tussen filosofie en psychiatrie - bv. is een stoïcijnse levenskunst heilzame bij specifieke psychiatrische aandoeningen?
Filosofische perspectieven op euthanasie bij psychiatrische patiënten.
We hebben gekozen voor “Nihilisme als poort naar de vrijheid”
Nihilisme beschouwen we o.a. in het perspectief van deugdenleer: Komt de deugd van God of van onszelf? Wat wil het zeggen als Nietzsche zegt “god is dood”?
Een korte introductie:
Nihilisme … het begin van de vrijheid???
Als goed niet bestaat, is alles toegestaan, zo vreesde de 19e-eeuwse schrijver Dostojevski.
Het nihilisme betekent niet het einde, maar juist het begin van de echte moraal, aldus Nietzsche.
Hebben we een opperwezen nodig dat garant staat voor onze moraal? Wie zegt ons dan wat goed en wat kwaad is? Vinden we voldoende houvast bij onszelf of vindt iedereen zijn/haar eigen houvast uit? Kunnen we dan nog spreken over gezamenlijke waarden en normen? Of leidt dit tot groter individualisme en verval? (geen waarden meer, geen betekenis, niets=nihil)
Of bestaat er niet alleen pessimistische kant, zoals hierboven is weergegeven, maar ook een optimistische. Als de hogere waarden niet van een opperwezen komen dan moeten we die zelf uitvinden en ligt daar niet een geweldige uitdaging? En in hoeverre kunnen we daarin slagen? Of lukt het de mensheid niet om tot een hogere waarheid te komen en gezamenlijke waarden en normen, die door de hele mensheid zullen worden omarmd? Hoe ziet onze toekomst - in dit verlengde - eruit?
Er komen al meteen een heleboel vragen ter tafel:
Komen de deugden eigenlijk wel van God of zijn ze toch van onszelf (en hebben ze wellicht in het verleden een goddelijke oorsprong toegewezen gekregen)?
Hebben waarden een eeuwige waarde? Bestaat er wel zoiets als een natuurrecht? Zijn waarden (niet) afhankelijk van het moment en dus cultuurafhankelijk?
Is het de religie die mensen in toom houdt? of is het religieuze (slechts) een hulpmiddel?
Kunnen waarden botsen, zelfs als van besloten liggen binnen een religie? Religies botsen ook. Het lijkt er toch wel op dat ook waarden binnen één religie kunnen botsen, hoe kan het anders dat mensen met een geloof dat draait om naastenliefde en waarin geldt ‘gij zult niet doden’ komen tot het doden van de ander uit naam van datzelfde geloof?
Is er een essentieel verschil tussen: god leidt (religie) de mens leidt (humanisme)?
Het grote voordeel van de religie (het aanhangen van een geloof) is dat je als individuele mens niet zelf - inhoudelijk - hoeft na te denken over het goede (en het kwade). Goed en kwaad zijn als het ware verankerd in de inhoud van het geloof. De regels betreffende wat te doen (en wat te laten) liggen vast en worden in de traditie overgeleverd. Het grote nadeel hiervan is dat je er niet zelf over mag nadenken. Andere gedachten en ideeën worden niet geapprecieerd. Hierdoor kunnen eenvoudig schuldgevoelens of boosheid ontstaan bij persoonlijke dilemma’s of conflicterende waarden. Doordat het in het systeem verankerd ligt, is kritiek ook niet mogelijk; het is niet mogelijk om met het systeem in gesprek te gaan.
Stelling: Zonder religieuze waarden is het leven hopeloos.
Het zijn niet zo zeer de waarden - die betrekking hebben op goed en fout (morele vraagstukken) - die bepalen of het leven hopeloos is, maar wel het antwoord op de vraag ‘waartoe zijt gij op aard?’. In heel wat religies en levensovertuigingen ligt een antwoord besloten op de vraag wat de zin van het leven is. Het vinden van levenszin - zin in het leven - is een persoonlijke opgave wanneer het antwoord niet besloten ligt in een (religieuze) traditie. Het feit dat mensen hier zelf antwoord op moeten vinden, maakt het leven zelf nog niet hopeloos, hoewel dit wel zo ervaren zou kunnen worden door mensen, juist op moment dat ze met de vraag naar de zin van het leven geconfronteerd worden.
Toch blijft de vraag bestaan of een antwoord naar de zin van het leven zonder ‘ultiem’ doel eigenlijk wel kan. Kun je levenszin vinden in ‘Darwin’, wetenschap, hedonisme, etc. en verwordt levenszin dan tot iets wat volstrekt willekeurig is, waardoor het elke waarde (waarheid) verliest?
Ligt het antwoord op de vraag ‘wat is de zin van het leven’ de opvoeding en de verwachtingen die we in onze jeugd mee-krijgen.En ben je als mens in staat om boven die verwachtingen en opvoeding uit te stijgen? Alice Miller onderzoekt in haar werk hoe kinderen zichzelf verliezen in de verwachtingen van de ouders en hier als het ware getraumatiseerd uit komen. Is het zoeken naar de eigen levenszin dan niet een illusie?
Kun je door een slechte jeugd afgesneden worden van levenszin? Deze vraag roept een polarisering op: de mens is zelfverantwoordelijk en kan zelfs zijn eigen geschiedenis - bijv. door herinterpretatie - zelf schrijven (de pragmatisten) komt tegenover het uitgangspunt te staan dat de mens getekend wordt door opvoeding, verwachtingen en onderwijs en dat het zo goed als onmogelijk is om zich daaraan te onttrekken (als het blad eenmaal beschreven is, dan kun je het niet meer uitgummen). Ook komt de vraag naar nature en nurture om de hoek kijken. Is de manier van omgaan met de vraag ‘wat is de zin van het leven’ en het geven van levenszin iets wat in de genen zit, kan de ene mens wel levenszin geven en de andere mens niet, of geeft de ene makkelijker zin dan de ander?
zowel nature versus nuture als pragmatisme versus het beschreven blad, plaatsen de vraag omtrent de zin van het leven (en waar komt het antwoord vandaan) in een zoektocht die ‘buiten’ de individuele mens lijkt te liggen. Wanneer je als mens getekend wordt door opvoeding en verwachtingen, wordt dan de leefomgeving van het kind niet erg dominant en krijgt deze niet een hoge mate van verantwoordelijkheid? Maar ook ‘is niet iedere mens dan per definitie slachtoffer van zijn jeugd (ook als deze goed uit valt) en valt niets tot de volwassen mens te herleiden? Welke morele verplichtingen roept dat op? En leidt dat niet tot nieuwe (traumatische) ervaringen?
En als je wel zelf het heft in eigen hand kunt nemen? Kan iedereen dat of moet dat weer geleerd worden? Maar als het geleerd moet worden, dan is het toch weer afhankelijk van dat wat we in opvoeding en onderwijs geleerd worden.
Als het nature is (in tegenstelling tot nurture) dan heeft een individuele mens gewoon pech of geluk (allebei dat gaat niet). Maar dan hoeven we niets te doen en is er ook geen morele verplichting tot zorg, hoogstens bijstand bij de ongelukkigen.
Deze gedachten gelden overigens net zo goed over de omgang met waarden en levenszin vanuit een religie of traditie. Misschien levert dit voor een andere groep mensen ‘problemen’ op, maar de vraagstukken blijven bestaan. Het valt helaas niet te onderzoeken wat oorzaak en gevolg is, er zijn simpelweg te veel variabelen en de polarisatie an zich levert niet veel op. Het is hoogstens interessant om door te vragen ‘als dat waar is, wat betekent dat dan voor onze opvoeding, onderwijs en omgang met elkaar en met onze kinderen (ethiek)?
Een gevleugelde uitspraak is “het leven is wat je er zelf van maakt”. Is deze uitspraak uit wanhoop gedreven of vanuit vreugde? Beide is mogelijk. Maar kun je ook de positie innemen ‘ik maak er niets van en neem het zoals het op mij af komt’? Als je de zin niet krijgt vanuit een traditie, ben je dan als mens verplicht om zelf zingevend bezig te zijn? In ieder geval lijkt hier een waarde uit voort te vloeien nl. dat iedere mens recht heeft op de vrijheid om zelf zin te geven, om zelf waarden toe te kennen aan het leven. Daarmee ligt de waarde voor ‘het respect voor de ander als zingevend en waardegevend wezen’ ingebakken. Toch blijkt dat in de praktijk niet zo te zijn. Heel wat mensen leggen hun eigen waarden en waarden aan de ander op, al of niet uit naam van een religie. We nemen elkaar maar wat graag de maat, al of niet met geweld ondersteund met behulp van bijvoorbeeld een wapen of sociale uitsluiting. De zin, levenszin en waarden van de een matchen niet altijd met die van een ander?
Dit roept de vraag op naar universele waarden? is zoiets mogelijk? Kant heeft daar ook over nagedacht en politiek kennen we de universele rechten van de mens, waarin natuurlijk ook waarden besloten liggen. Maar toch is het wel verwonderlijk, om vanuit een nihilisme op het gebied van waarde en levenszin en dit zelfs als vrijheid te duiden te komen tot een vraag naar universele waarden, met het oog op vrijheid en veiligheid.
Welke mens is heeft de grootste vrijheid? Hij die waarden en levenszin krijgt of hij die ze zelf moet vinden? Het kind dat weet hoe laat het thuis moet zijn (als de lantaarns aangaan) speelt in meer vrijheid dan het kind dat zich steeds afvraagt (en dat gaat controleren) ‘moet ik al naar huis?’. Geeft het hebben van een antwoord op de vraag ‘wat is d zin van het leven / mijn leven?’ meer levensvrijheid dan het regelmatig geconfronteerd worden met de vraag ‘wat is de zin van mijn leven, waar doe ik het allemaal voor?’.
Een belangrijk aspect hierin is het fenomeen ‘angst’. De ene mens ervaart de angst bij de vraag ‘wat is de zin va het leven’, de ander ervaart de angst bij het bevragen van de voorgeschreven ‘regels’. Angst lijkt dan de grond van de ervaren vrijheid; vrijheid als bevrijdt zijn van angst. Is autonomie dan te omschrijven als in vrijheid keuzes maken of als zonder angst keuzes maken? Het is dus moeilijk om te stellen of nihilisme vrijheid oplevert. Het kan net zo goed onvrijheid en angst opleveren.
Maar toch een zekere voorspelbaarheid geeft iedereen een veilig gevoel. Het spelletje in de etnomethodolgie leert dat we het maar wat fijn vinden als iedereen zich aan bepaalde - algemene regels houdt -. Ga maar eens a-typisch reageren op je omgeving, als snel voelt iedereen zich niet meer op zijn gemak. Het feit dat we al een onderscheid kunnen maken tussen typisch reageren en a-typisch reageren zegt al genoeg. De sociale context waarin je van alles deelt lijkt een (menselijke) noodzakelijkheid. Wat blijft er over als deze verdwijnt? Kun je dan als mens nog wel bestaan, leven en zin geven aan het leven? We kennen nog wel het fenomeen kluizenaar, maar dan laten we de hele menselijke context verdwijnen, maar deze wordt niet geëlimineerd, hij blijft op de achtergrond aanwezig en functioneert ook als zodanig. Volgen Hannah Arendt kun je als mens niet bestaan zonder andere mensen, omdat je in je menszijn - door te handelen - bevestigd wordt door de openbaring van je handeling tussen anderen. Bieri lijkt wat meer deze specifieke context te ‘benoemen’ wanneer hij het erover heeft dat in een vacuüm niets te kiezen valt. Maar vrijheid als keuzevrijheid en keuzemogelijkheden roept vragen op omtrent de willekeurigheid, als alles even willekeurig is, dan is het leven dat ook.