Filos Colums

(on)gelijkheid, een waarde-oordeel.

Zodra iemand stelt dat mensen gelijk zijn, bevindt hij/zij zich op glad ijs. Hij of zij krijgt al gauw te horen, dat er grote verschillen zijn tussen mensen en niet zelden wordt dat aangevuld met de gedachten dat we zelfs niet in potentie gelijk zijn. Wel wordt er dan al gauw bij gezegd dat alle mensen wel gelijkwaardig zijn. Toch, zo zou je uit het dagelijkse praktijk kunnen concluderen, is dat tegenwoordig ook niet zo, iemand die schaarse vaardigheden of kennis heeft, is veel meer waard; hij ontvangt immers een hoger salaris behalve als het om de unieke vaardigheden en kennis van een filosoof hebt, dan ben je weer aanzienlijk minder waard, want daar lijkt niemand behoefte aan te hebben.

Wat is dat, gelijk of ongelijk? En wie heeft er nu gelijk? Zijn mensen nu gelijk of niet?

Gelijk en ongelijk zijn misschien wel twee aspecten van iedere vergelijking. Om (on)gelijk te zijn - en dat geldt ook voor gelijk hebben - is een vergelijking tussen tenminste twee praktijken, gebeurtenissen, mensen, dingen, etc. nodig. Sterker nog, volgens mij kun je alleen maar een vergelijking tussen twee (of meer) maken, als er een zekere mate van overeenkomst aanwezig is. Laten we wel wezen, als ik een aardappel met een klerenkast vergelijk, dan is het bijzonder eenvoudig te stellen dat ze ongelijk aan elkaar zijn, niemand zal zoeken naar het gelijkende.

Een vergelijking heeft pas waarde als de overeenkomst ook duidelijk aanwezig is. Waarom is het nadenken over het vraagstuk ‘zijn mensen gelijk’ zo moeilijk? Juist omdat zowel de overeenkomsten - dat wat tussen ons gelijk is -, als de verschillen - dat wat tussen ons ongelijk is - zo groot zijn. En het is heel bijzonder om juist onder mensen te ervaren dat onbekende mensen voor ons allemaal gelijk zijn (ze zijn namelijk de onbekende andere mens). Het enige kenmerk dat we kunnen onderscheiden is hun mens-zijn. Het kennen van individuele mensen maakt hen direct tot ongelijken. Dit onderscheidt onderscheid komt het volst tot zijn recht in de naam van de persoon. In zijn individu-zijn is iedere mens volstrekt ongelijk aan iedere andere mens. Ik ben met Frank getrouwd, niet omdat hij een mens is, maar omdat hij Frank is. Als ik Frank om zijn mens-zijn getrouwd was, dan had ik iedere (andere) mens kunnen trouwen.

Of mensen gelijk zijn of niet, is misschien wel dezelfde lastige vraag, als de vraag stellen of alle fietsen gelijk zijn. Met Plato in de hand zou je kunnen zeggen dat de idee fiets, een vastomlijnd ding is, waardoor wij de fiets gemakkelijk uit de schuur kunnen halen, zelfs als we de specifieke fiets nog nooit eerder gezien zouden hebben. Als er maar één fiets in het schuurtje staat, dan zullen we die feilloos herkennen, zelfs als dit een kinderfiets, een driewieler, een moutainbike, een ligfiets, of een omafiets is. Niemand van ons zal met de skelter naar buiten komen die ook in het schuurtje staat. Toch zullen we het allemaal met elkaar eens zijn, dat de hierboven genoemde fietsen niet-gelijk zijn.

Is niet-gelijk nu hetzelfde als on-gelijk? Het lijkt erop dat het 'on' in ongelijkheid, niet waarden-neutraal is, maar dat ze een waarde toekent aan het niet-gelijk-zijn. Ongelijk is erger dan niet-gelijk. Ongelijkheid zegt eigenlijk dat je niet zo maar een fiets kunt lenen en dan een andere fiets kunt teruggeven. En het helpt dan ook echt niet als je daarbij zegt ‘je hebt me een fiets geleend, en je krijgt een fiets terug’. De ene fiets is de ander niet. En zo is het ook met mensen: de ene mens is de andere niet. We zijn het met elkaar eens dat mensen niet-gelijk zijn, maar toch zeggen we niet dat mensen ongelijk zijn.

Kennelijk onderscheid “ongelijk-zijn” zich van “niet-hetzelfde” of van “anders-zijn’ door een toegekende waarde aan dat verschil, nl. dat het verschil ten-onrechte is. Het blijft dan echter een menselijke waarde, nl. iets wat er we aan het verschil toekennen. Het gebruik van het woordje ongelijk vertelt dus niet alleen iets over een vergelijking waarin verschillen duidelijk worden maar zegt bovenal iets over dat wat de spreker van die verschillen vindt. Daarmee zorgt het gebruik van het woord ongelijk dus voor een vergelijkingsmaat tussen ongelijk en anders. Anders is goed, maar ongelijk niet. En nu maar hopen dat ik gelijk heb, dat mijn woorden in overeenstemming zijn met de situatie, want anders heb ik ongelijk.
Comments

We plaatsen cookies, zo min mogelijk en geanonimiseerd.

Aristeia maakt dit mogelijk