Arendt
Prediker op zondag
16/03/18 15:14
Een zondagavond voor de buis brengt de Luizenmoeder en zondag met Lubach. Twee heel verschillende programma’s om ons dagelijks leven op de hak te nemen. Ze werken allebei met humor. Lubach heeft daarbij ook altijd een boodschap tot betrokkenheid en actie. De Luizenmoeder toont ons een stukje van ons eigen gedrag waar we, min of meer, besmuikt, maar toch wel met een zekere gene om kunnen lachen.
Ze doen me denken aan twee filosofen, de ene is Hannah Arendt en de andere is Søren Kierkegaard. Beide filosofen zetten je aan om iets met je eigen leven te doen. Je kunt niet louter blijven beschouwen en hopen dat de wereld dan een beetje beter wordt. Kant probeerde dat wel en dat leverde ook wel wat op, waaronder allerlei verdragen. Maar de vraag is dan natuurlijk of een stuk papier de wereld significant kan verbeteren.
Misschien geef ik de Luizenmoeder wat veel eer door de serie in verband te brengen met Kierkegaard. De vergelijking viel me vooral op omdat ik een poging deed om meerdere afleveringen achter elkaar te zien. Zeg maar binge-watching. Het lukte me niet om meerdere uitzendingen achter elkaar te zien, door de ergernis die optrad. En dat terwijl één uitzending best leuk is. Ik wissel in ieder geval bij de verschillende personen nog al eens tussen sympathie en antipathie en tussen begrijpelijk en volstrekt onbegrijpelijk. Kierkegaard voert ook verschillende mensen op waarbij ook hij erop gericht lijkt om na de sympathie vooral antipathie op te wekken; een gevoel van ‘het klopt toch niet helemaal’. Zijn filosofie maakt gebruik van de indirecte methode, misschien wel het moderne ervaringsleren. Door een lichte antipathie op te wekken, hoopt hij dat je gaat nadenken over de oorzaak ervan en dat dit als spiegel dient voor je eigen denken en doen.
Lubach lijkt eerder de methode van Arendt te gebruiken. Hij geeft een analyse van de werkelijkheid en vult deze aan met een moreel perspectief en doet vervolgens een oproep tot actie. Dit laatste soms heel concreet en op de persoon gespeeld. Hij vraagt je als kijker om positie in te nemen. Niet alleen in je commentaar maar ook door iets te gaan doen. Hij wekt de interesse, ook voor iets wat door velen als niet interessant wordt beschouwd. Lubach wil dat je actief wordt, dat je je in het publieke domein begeeft, net zoals Arendt je daartoe oproept: laat horen wat je ervan vindt en doe er wat mee. En bijzonder genoeg laat Lubach het zelfs open zodat je zelf kunt beplant wat je moet doen. Ieder moet zijn eigen keuze maken. Zijn acties rondom de verkiezingen zijn prachtige schoolvoorbeelden van interesse wekken en aanzetten tot actie, waarbij de persoonlijke keuze ook persoonlijk blijft. Het partij kiezen is onderdeel van elke daad en uitspraak in de publieke ruimte en Lubach breekt die ruimte voor de kijker open.
Wat mij betreft zijn het twee pareltjes. In een tijd waarin we vooral uitgedaagd lijken te worden om te consumeren en ons terug te trekken in ons stulpje zijn er op zondagavond twee programma’s die de rol van de prediker van de zondagochtend hebben overgenomen: zelfreflectie alla Kierkegaard en handelen alla Arendt. Bezinning in de zuivere zin van het woord: Het persoonlijk opnieuw duiden van jezelf en je omgeving en hier actief mee aan het werk gaan.
Ze doen me denken aan twee filosofen, de ene is Hannah Arendt en de andere is Søren Kierkegaard. Beide filosofen zetten je aan om iets met je eigen leven te doen. Je kunt niet louter blijven beschouwen en hopen dat de wereld dan een beetje beter wordt. Kant probeerde dat wel en dat leverde ook wel wat op, waaronder allerlei verdragen. Maar de vraag is dan natuurlijk of een stuk papier de wereld significant kan verbeteren.
Misschien geef ik de Luizenmoeder wat veel eer door de serie in verband te brengen met Kierkegaard. De vergelijking viel me vooral op omdat ik een poging deed om meerdere afleveringen achter elkaar te zien. Zeg maar binge-watching. Het lukte me niet om meerdere uitzendingen achter elkaar te zien, door de ergernis die optrad. En dat terwijl één uitzending best leuk is. Ik wissel in ieder geval bij de verschillende personen nog al eens tussen sympathie en antipathie en tussen begrijpelijk en volstrekt onbegrijpelijk. Kierkegaard voert ook verschillende mensen op waarbij ook hij erop gericht lijkt om na de sympathie vooral antipathie op te wekken; een gevoel van ‘het klopt toch niet helemaal’. Zijn filosofie maakt gebruik van de indirecte methode, misschien wel het moderne ervaringsleren. Door een lichte antipathie op te wekken, hoopt hij dat je gaat nadenken over de oorzaak ervan en dat dit als spiegel dient voor je eigen denken en doen.
Lubach lijkt eerder de methode van Arendt te gebruiken. Hij geeft een analyse van de werkelijkheid en vult deze aan met een moreel perspectief en doet vervolgens een oproep tot actie. Dit laatste soms heel concreet en op de persoon gespeeld. Hij vraagt je als kijker om positie in te nemen. Niet alleen in je commentaar maar ook door iets te gaan doen. Hij wekt de interesse, ook voor iets wat door velen als niet interessant wordt beschouwd. Lubach wil dat je actief wordt, dat je je in het publieke domein begeeft, net zoals Arendt je daartoe oproept: laat horen wat je ervan vindt en doe er wat mee. En bijzonder genoeg laat Lubach het zelfs open zodat je zelf kunt beplant wat je moet doen. Ieder moet zijn eigen keuze maken. Zijn acties rondom de verkiezingen zijn prachtige schoolvoorbeelden van interesse wekken en aanzetten tot actie, waarbij de persoonlijke keuze ook persoonlijk blijft. Het partij kiezen is onderdeel van elke daad en uitspraak in de publieke ruimte en Lubach breekt die ruimte voor de kijker open.
Wat mij betreft zijn het twee pareltjes. In een tijd waarin we vooral uitgedaagd lijken te worden om te consumeren en ons terug te trekken in ons stulpje zijn er op zondagavond twee programma’s die de rol van de prediker van de zondagochtend hebben overgenomen: zelfreflectie alla Kierkegaard en handelen alla Arendt. Bezinning in de zuivere zin van het woord: Het persoonlijk opnieuw duiden van jezelf en je omgeving en hier actief mee aan het werk gaan.
Comments
Parolle - spreken of niet
11/06/13 11:37
Vorige maand spraken we over de film over Hannah Arendt, o.a. hoe zij een standpunt vertegenwoordigde dat één verkeerd werd uitgelegd en twee niet populair was. In de film was te zien, hoe een dierbare vriend / familie-lid haar letterlijk de rug toekeert.
Deze week had ik het genoegen om twee lezingen bij te wonen, eentje ging over ‘parolle’ en de ander over de rol van de vrouw in de radicalisering, maar ook in de vrije beleving van de Islam. Foucault heeft prachtige teksten geschreven over het spreken, waaronder ‘parresia’, die recentelijk opnieuw is uitgebracht. Wij leven in een land waarvan wordt gezegd dat we kunnen genieten van vrijheid van meningsuiting. En toch is dit wat mij bezig houdt, omdat het spreken helemaal niet zo vanzelfsprekend is.
In het licht van vrij spreken, wil ik ook graag even aandacht besteden - net als Hannah Arendt - aan autoritair leiderschap, totalitaire regimes, dictatoriale samenlevingen en fundamentalistisch gedachtengoed. Hoewel ze duidelijk niet hetzelfde zijn, hebben ze, wat mij betreft iets gemeen, namelijk, dat ze het anders denken en gedragen idealiter in de kiem smoren, dat relativering van het anders-zijn en denken niet bestaat, maar steevast als een bedreiging wordt gezien. Maar ook in heel wat gematigde omgevingen wordt het anders-zijn en het anders-denken niet met open armen ontvangen. Cornelis Verhoeven was pleitbezorger van de verwondering, omdat het ook anders kan, het opschorten van je eind-oordeel, omdat de wereld er wellicht anders uit ziet dan je denkt, en dat je de wereld de ruimte moet laten om zich te tonen.
En met al deze zaken in mijn achterhoofd kom ik tot een dilemma. Er zijn nogal wat gebeurtenissen in ons land, waarvan ik vind, dat ze niet door de beugel kunnen. Ik vertoef mij in grotere en kleinere groepen, waarin zo nu en dan autoritair leiderschap de kop op steekt. Soms druist de werkwijze in tegen mijn persoonlijke normen- en waardenpatroon, bijvoorbeeld wanneer iemand het vrije denken en/of het persoonlijk oordelen wordt ontnomen. Soms gaat het om kleine zaken, soms om meer cruciale zaken. Mijn dilemma gaat over het spreken, over het opkomen voor hen die de mond gesnoerd wordt, voor het tonen van dat wat niet lekker aan voelt, maar wat wel aanwezig is. Of moet ik niet spreken. Het spreken zorgt namelijk voor conflict, voor verstoring van de harmonie, voor het verliezen van mijn eigen plek. Spreken is niet zonder risico.
De vrouw die de ‘afvallige’ moslim-vrouw aanspreekt op haar afvalligheid en onkuise gedrag, spreekt ‘tegen’ de verdrukking in. Moet ik spreken en opkomen voor de vrouw die aangesproken wordt? Als in de katholieke kerk de leer belangrijker wordt dan mededogen en vergevingsgezindheid, moet ik dan spreken of moet ik mededogen tonen?
Daarbij is het wellicht eenvoudig om op te komen voor mijzelf, wanneer ik mij zelf in mijn vrijheid aangetast voel, maar het gaat wellicht nog veel meer over het opkomen voor de ander die monddood is gemaakt. Dan is het heel makkelijk om weg te kijken. Hoe minder ik mij met de ander kan identificeren, hoe makkelijker het is om weg te kijken. Er is veel kracht voor nodig om op te komen voor de onderdrukte waarmee ik mij niet identificeer, maar die net als ik gewoon mens is.
De andere kant van mijn dilemma ligt niet alleen in het (mogelijke) verliezs van mijn eigen leefruimte maar ook in mijn eigen onzekerheid betreffende het antwoord op de vraag of mijn handelen niet net zo zeer autoritair, fundamentalistisch of iets dergelijks is. Is mijn blik op de wereld wel zoveel meer waard dan de blik van de ander. Is mijn geloof in vrijheid van godsdienst wel meer waard, dan de overtuiging van de gelovige die in de ander een afvallige ziet? Zij bekommert zich ten minste om het zielenheil van de ander, ik vind dat ik daar niets mee te maken heb. Welke waarde weegt nu zwaarder? En wat is de waarde van mijn eigen levensruimte? En wanneer moet ik dus het woord nemen en spreken? en wanneer niet?
Deze week had ik het genoegen om twee lezingen bij te wonen, eentje ging over ‘parolle’ en de ander over de rol van de vrouw in de radicalisering, maar ook in de vrije beleving van de Islam. Foucault heeft prachtige teksten geschreven over het spreken, waaronder ‘parresia’, die recentelijk opnieuw is uitgebracht. Wij leven in een land waarvan wordt gezegd dat we kunnen genieten van vrijheid van meningsuiting. En toch is dit wat mij bezig houdt, omdat het spreken helemaal niet zo vanzelfsprekend is.
In het licht van vrij spreken, wil ik ook graag even aandacht besteden - net als Hannah Arendt - aan autoritair leiderschap, totalitaire regimes, dictatoriale samenlevingen en fundamentalistisch gedachtengoed. Hoewel ze duidelijk niet hetzelfde zijn, hebben ze, wat mij betreft iets gemeen, namelijk, dat ze het anders denken en gedragen idealiter in de kiem smoren, dat relativering van het anders-zijn en denken niet bestaat, maar steevast als een bedreiging wordt gezien. Maar ook in heel wat gematigde omgevingen wordt het anders-zijn en het anders-denken niet met open armen ontvangen. Cornelis Verhoeven was pleitbezorger van de verwondering, omdat het ook anders kan, het opschorten van je eind-oordeel, omdat de wereld er wellicht anders uit ziet dan je denkt, en dat je de wereld de ruimte moet laten om zich te tonen.
En met al deze zaken in mijn achterhoofd kom ik tot een dilemma. Er zijn nogal wat gebeurtenissen in ons land, waarvan ik vind, dat ze niet door de beugel kunnen. Ik vertoef mij in grotere en kleinere groepen, waarin zo nu en dan autoritair leiderschap de kop op steekt. Soms druist de werkwijze in tegen mijn persoonlijke normen- en waardenpatroon, bijvoorbeeld wanneer iemand het vrije denken en/of het persoonlijk oordelen wordt ontnomen. Soms gaat het om kleine zaken, soms om meer cruciale zaken. Mijn dilemma gaat over het spreken, over het opkomen voor hen die de mond gesnoerd wordt, voor het tonen van dat wat niet lekker aan voelt, maar wat wel aanwezig is. Of moet ik niet spreken. Het spreken zorgt namelijk voor conflict, voor verstoring van de harmonie, voor het verliezen van mijn eigen plek. Spreken is niet zonder risico.
De vrouw die de ‘afvallige’ moslim-vrouw aanspreekt op haar afvalligheid en onkuise gedrag, spreekt ‘tegen’ de verdrukking in. Moet ik spreken en opkomen voor de vrouw die aangesproken wordt? Als in de katholieke kerk de leer belangrijker wordt dan mededogen en vergevingsgezindheid, moet ik dan spreken of moet ik mededogen tonen?
Daarbij is het wellicht eenvoudig om op te komen voor mijzelf, wanneer ik mij zelf in mijn vrijheid aangetast voel, maar het gaat wellicht nog veel meer over het opkomen voor de ander die monddood is gemaakt. Dan is het heel makkelijk om weg te kijken. Hoe minder ik mij met de ander kan identificeren, hoe makkelijker het is om weg te kijken. Er is veel kracht voor nodig om op te komen voor de onderdrukte waarmee ik mij niet identificeer, maar die net als ik gewoon mens is.
De andere kant van mijn dilemma ligt niet alleen in het (mogelijke) verliezs van mijn eigen leefruimte maar ook in mijn eigen onzekerheid betreffende het antwoord op de vraag of mijn handelen niet net zo zeer autoritair, fundamentalistisch of iets dergelijks is. Is mijn blik op de wereld wel zoveel meer waard dan de blik van de ander. Is mijn geloof in vrijheid van godsdienst wel meer waard, dan de overtuiging van de gelovige die in de ander een afvallige ziet? Zij bekommert zich ten minste om het zielenheil van de ander, ik vind dat ik daar niets mee te maken heb. Welke waarde weegt nu zwaarder? En wat is de waarde van mijn eigen levensruimte? En wanneer moet ik dus het woord nemen en spreken? en wanneer niet?
Opgeruimd staat netjes
09/10/12 13:26
Ik sta er wat bedenkelijk voor deze dagen. Hoognodig moet het één en ander worden opgeruimd in huis. Het balkon is al gedaan, oude plantjes weg, vloer schoongemaakt, bloempotten leeg en klaar voor nieuwe plantjes die de winter kunnen doorstaan. Heerlijk is dat. En dat verwondert mij. In huis werkt het precies zo. Opruimen is heerlijk nieuwe dingen kopen ook. Het is een wonderlijke cyclus, die zo nu en dan eens expliciet duidelijk wordt. Het is heerlijk om oude kleren weg te gooien en zo de kast op te ruimen. En dan is het heerlijk om nieuwe kleren te kopen waarmee de kast weer vol is. In huis de boel opruimen, papieren sorteren en weg doen wat weg kan. Boeken in de kast rubriceren en alles is weer aan kant. Boeken die teveel zijn, gaan naar de boekenkast in de kelder of verdwijnen in een doos en dan is er in de opgeruimde kast weer ruimte voor nieuw. Oh ja, de kussens op de bank - we hebben een bank met losse kussens - deze moeten regelmatig even opgeklopt en rechtgezet worden, maar als ik ga zitten, dan worden ze gevouwen, gedeukt en verschoven, want dan zit de bank veel lekkerder.
Wat is dat toch, dat het bestaande moet verdwijnen en plaats moet maken voor iets nieuws? De auto blijft overigens heel lang nieuw, hoewel ook deze natuurlijk regelmatig uitgeruimd en gepoetst moet worden. Wanneer je dit opruimen en vervangen op een afstandje bekijkt, dan is er niet zo veel verschil tussen dat wat verdwijnt en dat wat het vervangt. We doen over het algemeen wel ons best om de zaken pas te vervangen als ze kapot zijn, maar toch, waarom voelen beide processen, het opruimen zowel als het opnieuw in bezit hebben zo goed?
Ik kan me er nog wel iets bij voorstellen dat opruimen goed voelt, omdat het fysieke arbeid is, die een zichtbaar resultaat oplevert. Zeker wanneer er reeds een kleine ergernis vanwege de zooi is ontstaan. Dode plantjes op het balkon is immers geen fijn gezicht en als het dan opgeruimd is, dan heb je echt eer van je werk. Er komt echt iets uit mijn handen, wat ik toch wel een fijn gevoel vindt. Een gevoel dat ik herken als ik iets maak achter de naaimachine of aan de werkbank. Gek genoeg is dit een gevoel van voldoening dan vaak groter is dan wanneer ik denkwerk heb verzet. Op vakantie waren we getuigen van het plukken van de druiven voor de wijnbouw en zelfs het zien van deze arbeid geeft energie en voldoening, het zet aan tot mee willen doen, wat is dat toch?
Misschien is dit wat Arendt met de voldoening bedoelt die gepaard gaat met Arbeid en Handelen. In de arbeid, alles wat met de primaire levensbehoefte te maken heeft, zoals het verbouwen van groenten, het maken van kleding, het bakken van brood, kortom dat cyclische proces van activiteiten die nodig zijn om producten die beperkt houdbaar zijn en nodig voor het dagelijks leven te produceren is de voldoening het grootste. In het handelen creëert een mens iets nieuws wat weer voldoening geeft. Handelen creëert dat wat er nog niet eerder was, het is een klein wonder. Uiteraard doe ik dat ook met een tekst als deze, maar fysieke handenarbeid geeft mij vaak meer voldoening, dan het bedenken van een tekst. Samen denken, zoals vanavond geeft ook voldoening, zeker als er iets nieuws ontstaat. Ik moet dan wel dat nieuwe documenteren, zodat ik het niet kan vergeten, zodat ik het me - als ik het nodig vind - kan herinneren. Ik wordt hier niet lijflijk aan herinnerd als ik om mij heen kijk, ik moet dat opzoeken of me herinneren.
Een nieuwe gedachte is echter iets heel anders dan een zelfgemaakte bodywarmer of een keukentrolley. Zelfs liedjes voor een bruidspaar lijken meer voldoening te geven dan nieuwe gedachten. Is dit omdat nieuwe gedachten zo gewoon zijn of omdat het zo moeilijk is om dit te delen met de wereld, wat Arendt het openbaren noemt van jezelf? Toch zijn er gemiddeld genomen minder mensen die mijn opgeruimde balkon zien, dan mensen die de producten van mijn denken meemaken.
Misschien moet ik mijn denken ook eens opruimen. Moet ik eens gaan struinen in mijn hoofd en in alle media waarin ik mijn gedachten heb opgeslagen om zo oude gedachten op te ruimen en ruimte te maken voor nieuwe ideeën. Om eens terug te zien wat ik eerder bedacht heb en wie weet bedenk ik dan wel weer wat nieuws. En zo niet, dan is mijn denken in ieder geval - net als mijn huis - ook eens opgeruimd. En opgeruimd staat netjes en biedt ruimte voor iets nieuws.
Wat is dat toch, dat het bestaande moet verdwijnen en plaats moet maken voor iets nieuws? De auto blijft overigens heel lang nieuw, hoewel ook deze natuurlijk regelmatig uitgeruimd en gepoetst moet worden. Wanneer je dit opruimen en vervangen op een afstandje bekijkt, dan is er niet zo veel verschil tussen dat wat verdwijnt en dat wat het vervangt. We doen over het algemeen wel ons best om de zaken pas te vervangen als ze kapot zijn, maar toch, waarom voelen beide processen, het opruimen zowel als het opnieuw in bezit hebben zo goed?
Ik kan me er nog wel iets bij voorstellen dat opruimen goed voelt, omdat het fysieke arbeid is, die een zichtbaar resultaat oplevert. Zeker wanneer er reeds een kleine ergernis vanwege de zooi is ontstaan. Dode plantjes op het balkon is immers geen fijn gezicht en als het dan opgeruimd is, dan heb je echt eer van je werk. Er komt echt iets uit mijn handen, wat ik toch wel een fijn gevoel vindt. Een gevoel dat ik herken als ik iets maak achter de naaimachine of aan de werkbank. Gek genoeg is dit een gevoel van voldoening dan vaak groter is dan wanneer ik denkwerk heb verzet. Op vakantie waren we getuigen van het plukken van de druiven voor de wijnbouw en zelfs het zien van deze arbeid geeft energie en voldoening, het zet aan tot mee willen doen, wat is dat toch?
Misschien is dit wat Arendt met de voldoening bedoelt die gepaard gaat met Arbeid en Handelen. In de arbeid, alles wat met de primaire levensbehoefte te maken heeft, zoals het verbouwen van groenten, het maken van kleding, het bakken van brood, kortom dat cyclische proces van activiteiten die nodig zijn om producten die beperkt houdbaar zijn en nodig voor het dagelijks leven te produceren is de voldoening het grootste. In het handelen creëert een mens iets nieuws wat weer voldoening geeft. Handelen creëert dat wat er nog niet eerder was, het is een klein wonder. Uiteraard doe ik dat ook met een tekst als deze, maar fysieke handenarbeid geeft mij vaak meer voldoening, dan het bedenken van een tekst. Samen denken, zoals vanavond geeft ook voldoening, zeker als er iets nieuws ontstaat. Ik moet dan wel dat nieuwe documenteren, zodat ik het niet kan vergeten, zodat ik het me - als ik het nodig vind - kan herinneren. Ik wordt hier niet lijflijk aan herinnerd als ik om mij heen kijk, ik moet dat opzoeken of me herinneren.
Een nieuwe gedachte is echter iets heel anders dan een zelfgemaakte bodywarmer of een keukentrolley. Zelfs liedjes voor een bruidspaar lijken meer voldoening te geven dan nieuwe gedachten. Is dit omdat nieuwe gedachten zo gewoon zijn of omdat het zo moeilijk is om dit te delen met de wereld, wat Arendt het openbaren noemt van jezelf? Toch zijn er gemiddeld genomen minder mensen die mijn opgeruimde balkon zien, dan mensen die de producten van mijn denken meemaken.
Misschien moet ik mijn denken ook eens opruimen. Moet ik eens gaan struinen in mijn hoofd en in alle media waarin ik mijn gedachten heb opgeslagen om zo oude gedachten op te ruimen en ruimte te maken voor nieuwe ideeën. Om eens terug te zien wat ik eerder bedacht heb en wie weet bedenk ik dan wel weer wat nieuws. En zo niet, dan is mijn denken in ieder geval - net als mijn huis - ook eens opgeruimd. En opgeruimd staat netjes en biedt ruimte voor iets nieuws.