Filos Colums

Plato aan de wilgen

Vandaag werd ik tot twee keer toe verleid om de ideeënleer van Plato te weerleggen met wel heel krachtige voorbeelden. Ik heb altijd wat moeite gehad met de ideeënleer, zo’n zuiver idee wat we zouden hebben van alles wat bestaat, en dus ook van alles wat nog uitgevonden wordt. We moeten ons best doen om door te denken door te dringen tot deze zuivere ideeën en dan en dan dringen we door tot de ware kennis.

Plato gebruikte hiervoor, in navolging van Socrates de dialectische methode voor; door te zoeken via tegenstellingen en ontkrachtende voorbeelden kom je erachter wat iets werkelijk is. Misschien vond en dat vind ik nog steeds, het zelf moeilijk om via deze weg tot kennis te komen. Ik ben kennelijk niet zo goed in het bedenken van voorbeelden. Ook vind ik de voorbeelden niet altijd strijdig. Iets kan echt wel tegenspraken in zich dragen. Ik heb wel iets met de contradictie interminus.

Bij één van mijn groepen bespreek ik Water, aan de hand van het boek van René ten Bos. Bij de andere groep zijn we bezig met Humor & Lach. Beiden kennen wanneer je ze waarneemt vele verschijningsvormen. En deze verschillende verschijningsvormen laten zich niet zo makkelijk rijmen. Een stil meer, is iets heel anders dan een kolkende rivier, het water van de zee, is toch iets heel anders dan het water in regen. En wat moeten we dan nog aan met waterdamp en ijs. Dan kun je nog zeggen dat al het water H2O is, maar zelfs dat kun je niet echt hard maken. Laten we wel wezen, H2O is eigenlijk alleen in een klinische omgeving te verkrijgen, wat doen we dan met al dat andere water op onze planeet die voor een groter deel met water, dan met land is bedekt.

En dan die lach, ze is er een vele vormen, net zoals humor. Van gepast tot ongepast, van fijnzinnig tot ongenuanceerd, van in je eentje tot een bijzonder sociaal gebeuren. Ook bij de lach en humor valt niet een wezenskenmerk te onderscheiden.

Twee keer op één dag wordt de ideeënleer van Plato ontkracht, en alleen maar door de verscheidenheid waar te nemen, waarin alles zich toont. Maakt Plato dan een grote denkfout, door vooral naar overeenkomsten te kijken, naar het onveranderlijke, en geen oog te hebben voor verscheidenheid? Stond hij zo aan de wieg van ons uniformiteit-denken waarin niemand mag afwijken en waarin anders-zijn doorgaans als bedreigend wordt ervaren?

Zouden we Plato wellicht aan de, inmiddels groene, wilgen moeten hangen, omdat hij ons denken vertroebeld en hij ons dus als het ware in een grot plaatst omdat zijn denken de verscheidenheid die aanwezigheid is de wereld probeert te niet te doen. Nu begrijp ik ook waarom hij wilde dat we uiteindelijk in de spreekwoordelijke zon zouden kijken, om zo tot het ware door te dringen. Eenieder weet dat je stekeblind wordt als je in de zon kijkt, en dat is nu net wat Plato wilde realiseren. Kijk niet naar de diversiteit waarin alles zich in de wereld toont, maar zoek naar het wezenlijke zodat je weet wat het ware zou zijn.

Nou, dat ga ik dus niet doen. Ik wil niet blind zijn voor de diversiteit en de verscheidenheid waarin alles in de wereld zich toont, als ik het alleen al omdat die wilg aan het water, nu al groen kleurt terwijl hij dat een paar weken geleden niet was, en het is toch dezelfde wilg. En wat voor die wilg geldt, dat geldt voor ons allemaal, we hebben allerlei gezichten en tonen ons nu eens zo en dan een zus. Is dat niet de ware schoonheid van het leven?!
Comments

We plaatsen cookies, zo min mogelijk en geanonimiseerd.

Aristeia maakt dit mogelijk